5.5 Bedrijfsmodi
„Charge"
Bedrijfsmodus
„Contact"
Bedrijfsmodus
5.6 Functies
De bedrijfsmodi kunt u kiezen via het menu
van de identcode kunnen bedrijfsmodi ontbreken of zijn toegevoegd).
„Handmatig" : De slagfrequentie wordt handmatig via de
Bedrijfsmodus
besturingseenheid ingesteld.
Deze bedrijfsmodus biedt de mogelijkheid met grote overbrengingsfac‐
toren (tot 99.999) te werken. De dosering kan worden geactiveerd door te
[Clickwheel] , door een puls via de stekkeraansluiting
drukken op het
"Externe aansturing" via een contact of een halfgeleiderschakelelement.
Een doseerhoeveelheid (charge) of een aantal slagen kan via het menu
„Instellingen" met het [Clickwheel] worden voorgeselecteerd.
Deze bedrijfsmodus biedt de mogelijkheid de pomp extern via een potenti‐
aalvrij contact aan te sturen (bijv. via een contactwatermeter). Met de optie
"Puls Control" kan via de pijltoetsen in het menu
slagen (verlagings-, resp. verhogingsfactor 0,01 t/m 99,99) worden voor‐
geselecteerd.
„Analoog" : De slagfrequentie wordt via de stekkeraanslui‐
Bedrijfsmodus
ting "Externe aansturing" aangestuurd met een analoog stroomsignaal. De
verwerking van het stroomsignaal kan via de bedieningseenheid worden
voorgeselecteerd.
„BUS" : (identcode, besturingsvariant: CANopen of PRO‐
Bedrijfsmodus
FIBUS
-DP-interface). In deze bedrijfsmodus is het mogelijk de pomp via
®
een BUS aan te sturen, zie de "Aanvullende gebruikershandleiding motor‐
doseerpompen Sigma Control type SxCb met CAN-aansluiting" of "Aan‐
vullende gebruikershandleiding delta
FIBUS
®
".
Via het menu
„Instellingen" kunnen de volgende functies worden geselec‐
teerd:
Functie "Kalibreren": De pomp kan in alle bedrijfsmodi ook in gekali‐
breerde toestand worden gebruikt. Op de betreffende basisweergaven kan
dan rechtstreeks het doseervolume of de doseercapaciteit worden weer‐
geven. De kalibratie blijft binnen het gehele slagfrequentiebereik gehand‐
haafd. De kalibratie blijft eveneens gehandhaafd bij een wijziging van de
ingestelde slaglengte met maximaal ±10% schaaldelen.
Functie "Hulpfrequentie": Hiermee kan via het menu
vast instelbare slagfrequentie worden ingeschakeld, die via de stekkeraan‐
sluiting "Externe aansturing" kan worden geschakeld. Deze hulpfrequentie
heeft voorrang op de slagfrequentie-instellingen van de bedrijfsmodi.
Functie "Flow": Stopt de pomp bij een te laag debiet, als een doseerbewa‐
king is aangesloten. U kunt het aantal foute slagen waarbij de pomp moet
worden uitgeschakeld instellen in het menu
De volgende functies zijn standaard beschikbaar:
Functieomschrijving
„Bedrijfsmodus" (afhankelijk
„Instellingen" het aantal
®
DLTa en Sigma SxCb met PRO‐
„Instellingen" een
„Instellingen" .
21