Functies van instrumenten en bedieningselementen
Tankoverloopslang
1
1. Overloopslang brandstoftank
2. Klem
Voordat u de machine gaat gebruiken:
controleer de aansluiting van de over-
loopslang.
controleer de overloopslang op be-
schadiging.
controleer de overloopslang op ver-
stopping.
controleer of de overloopslang door
de klem is geleid.
OPMERKING
Zie pagina 6-12 voor informatie over de fil-
terbus.
DAU72971
2
3-33
Uitlaatkatalysatoren
Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAU13447
DWA10863
3
DCA10702