4-6. Hoe aansluiten voor het lassen met beklede electroden
4-7. Leidraad voor elektrotechnisch onderhoud
.
De werkelijke voedingsspanning mag niet lager zijn dan −10% van de in de tagel vermelde minimale voedingsspanning en mag niet hoger zijn
dan +10% van de in de tabel vermelde maximale voedingsspanning.
Als u deze adviezen voor elektrische service niet opvolgt, kan dit leiden tot elektrische schokken en brandgevaar. Deze adviezen zijn
voor een afzonderlijk (eigen) circuit dat het vermogen heeft voor de nominale uitgangsspanning en inschakelduur van de lasstroombron.
Ingaande spanning (V)
Ingaande stroomsterkte bij de nominale uitgangsspanning (A)
Max. aanbevolen standaard zekering of grenswaarde van onderbreker in ampères
Min. formaat invoerconductor in AWG
Max. aanbevolen lengte invoerconductor in meter
Min. formaat aardingsconductor in AWG
Referentie: Amerikaanse National Electrical Code (NEC) voor 2008 (bevat ook artikel 630)
1 Als er een zekeringautomaat wordt gebruikt in plaats van een smeltveiligheid, kies dan een automaat die qua snelheid en stroom overeen
komt met de aanbevolen zekering.
2 De trage zekering zijn van klasse UL "RK5". Zie UL 248.
3 De normale zekeringen zijn van klasse UL "K5" (tot 60A), en UL "H" (65A en meer).
4 De geleidergegevens in dit gedeelte hebben betrekking op het geleiderformaat (met uitzondering van het buigbare snoer of de buigbare kabel)
tussen de paneelkaart en de apparatuur conform NEC−tabel 310.16. Als er een buigbare snoer of kabel wordt gebruikt, moeten de minimum af-
metingen van de geleider mogelijk groter zijn. Zie NEC−tabel 400.5(A) voor de vereisten voor een buigbare snoer of kabel.
OM-245 849 Pagina 14
2
1
2
Traag
3
Normaal
4
4
!
De voeding uitschakelen
vooraleer aan te sluiten.
1
Negatieve (−) lasuitgang
De massakabel aansluiten op de
negatieve lasuitgang.
2
Positieve (+) lasuitgang
De electrodehouder aansluiten op
de positieve lasuitgang.
Three-Phase, 40% Duty Cycle
380−440 +/− 10%
13.5−11.5
1
10
20
13 (2.63 mm
(3.5)
13 (2.63 mm
2
)
2
)