Regelingen
(vervolg)
■ Functies via extern contact:
– Externe aanvraag met gewenste minimumketelwatertemperatuur
– Extern blokkeren
■ Extra functies via uitbreiding EA1 (toebehoren):
– Externe aanvraag door opgave van een gewenste ketelwater-
temperatuur via 0 tot 10 V-ingang
– Groepsalarmmelding
of
Aansturing van een toevoerpomp van een substation via potenti-
aalvrije uitgang
– 3 digitale ingangen voor de volgende functies:
Externe omschakeling van het werkingsprogramma voor de ver-
9
warmingscircuits 1 tot 3
Extern blokkeren met storingsmeldingsingang
Storingsmeldingsingang
Kortstondige werking van de tapwatercirculatiepomp
Er wordt voldaan aan de vereisten van EN 12831 voor de bereke-
ning van de stooklast. Voor een vermindering van het opwarmver-
mogen wordt bij lage buitentemperaturen de gereduceerde kamer-
temperatuur verhoogd. Om de opwarmtijd na een verlagingsfase te
verkorten wordt de aanvoertemperatuur gedurende een beperkte tijd
verhoogd.
Volgens de verordening voor energiebesparing moet de tempera-
tuurregeling plaatsvinden per kamer, bijv. door thermostaatkleppen.
Regelkarakteristiek
■ Ketelcircuitregeling:
P-gedrag met tweepuntsuitgang bij werking met getrapte brander
PI-gedrag met driepuntsuitgang bij werking met modulerende
branders
■ Verwarmingscircuitregeling:
PI-gedrag met driepuntuitgang
■ Temperatuurregelaar voor het begrenzen van de ketelwatertempe-
ratuur:
75 °C, omstelbaar op 87 °C of 95 °C
■ Instelling van de veiligheidstemperatuurbegrenzer:
110 °C, omstelbaar op 100 °C
■ Instelgebied van de stooklijn:
– Inclinatie: 0,2 tot 3,5
– Niveau: −13 tot 40 K
– Max. begrenzing: 20 tot 130 °C
– Min. begrenzing: 1 tot 127 °C
■ Temperatuurverschil voor het verwarmingscircuit met mengklep: 0
tot 40K
■ Instelbereik van de gewenste drinkwatertemperatuur:
10 tot 60 °C, omstelbaar op 10 tot 90 °C
Ketelcodeerstekker
Voor aanpassing aan de ketel meegeleverd (samen met de ketel).
Schakelklok
Digitale schakelklok (in de bedieningseenheid geïntegreerd).
■ Dag- en weekprogramma, jaarkalender
■ Automatische omschakeling zomer-/wintertijd
■ Automatische functie voor tapwateropwarming en tapwatercircula-
tiepomp
■ Fabrieksvoorinstelling van tijd, weekdag en standaardschakeltijden
voor de kamerverwarming, de tapwateropwarming en de tapwater-
circulatiepomp
■ Schakeltijden individueel programmeerbaar, max. 4 periodes per
dag
Kortste schakelinterval: 10 min
Werkingsreserve: 14 dagen
Instelling van de werkingsprogramma's
Voor alle bedrijfsprogramma's is de vorstbeveiliging (zie vorstbe-
schermingsfunctie) van de verwarmingsinstallatie actief.
De volgende werkingsprogramma's kunnen worden ingesteld:
VIESMANN
80
■ Verwarmen en warm water
■ Alleen warm water
■ Uitschakelwerking
Externe werkingsprogrammaomschakeling voor de CV-circuits
afzonderlijk in combinatie met uitbreiding EA1 (toebehoren).
Zomerwerking
("Alleen warm water")
De brander wordt alleen ingeschakeld als de warmwaterboiler moet
worden verwarmd (geschakeld door de boilertemperatuurregeling).
De voor de betreffende ketel eventueel benodigde minimumketelwa-
tertemperatuur wordt aangehouden.
Bescherming tegen vorst
■ Bij een lagere buitentemperatuur dan ca. +1 °C wordt de vorstbe-
schermingsfunctie ingeschakeld.
In de vorstbeschermfunctie worden de verwarmingscircuitpompen
ingeschakeld en het ketelwater op de gewenste waarde voor gere-
duceerde werking gehouden. Min. op een onderste temperatuur
van ca. 20 °C. Bij verwarmingsketels met onderste temperatuurbe-
grenzing wordt de toegewezen temperatuur behouden.
■ Bij een hogere buitentemperatuur dan ca. +3 °C wordt de vorstbe-
schermingsfunctie uitgeschakeld, d.w.z. de CV-pomp en de bran-
der worden uitgeschakeld.
Instelling van de stooklijn (inclinatie en niveau)
De Vitotronic regelt weersafhankelijk de ketelwatertemperatuur
(= aanvoertemperatuur van het verwarmingscircuit zonder meng-
klep) en de aanvoertemperatuur van de verwarmingscircuits met
mengklep. Daarbij wordt de ketelwatertemperatuur automatisch 0 tot
40 K hoger geregeld dan de hoogste actueel benodigde instelling
van de aanvoertemperatuur (bij levering 8 K).
Welke aanvoertemperatuur benodigd is om een bepaalde kamer-
temperatuur te bereiken, is afhankelijk van de verwarmingsinstallatie
en de isolatie van het te verwarmen gebouw.
Met de instelling van de beide stooklijnen worden de ketelwatertem-
peratuur en de aanvoertemperatuur aan deze omstandigheden aan-
gepast.
De ketelwatertemperatuur wordt door de temperatuurregelaar en de
elektronische maximumtemperatuurbegrenzing naar boven
begrensd.
110
100
90
80
70
60
50
40
30
20
15
10
5
0
Buitentemperatuur in °C
Technische gegevens
Nominale spanning
Nominale frequentie
Nominale stroom
Opgenomen vermogen
Condenserende unit op olie/Condensatieketel op olie
inclinatie
1,8
1,6
1,4
1,2
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
-5 -10 -15 -20
-25
-30
230 V~
50 Hz
6 A~
5 W