Planningsaanwijzingen
8.5 Olietoevoer
De olietoevoer moet in het één pijpssysteem plaatsvinden. In de
8
olietoevoer moet absoluut een stookoliefilter R 3/8 met retourleiding
(filter met ontluchting en verbinding tussen de retouraansluiting en
de aanzuigleiding) worden gemonteerd. Filtereenheid max. 35 µm,
aanbeveling 5 µm. Bij modulerende branders max. 5 µm.
De dimensionering van de olieleiding vindt plaats conform de onder-
staande tabel. Respecteer daarbij de vereisten voor de olieleidingen
conform DIN 4755-2.
Het hoogteverschil H (zie afb.) tussen de oliebranderpomp en de
voetklep in de tank mag bij laaggelegen tanks niet meer dan 4 m
bedragen. Grotere hoogteverschillen veroorzaken geluidsvorming en
slijtage aan de pomp.
Als de zuighoogte of de maximumbuislengte bij een laaggelegen
tank groter is dan in de volgende tabel aangegeven, is een oliepom-
paggregaat met tussenvat direct nabij de verwarmingsketel nodig.
De olietoevoer van de oliebranderpomp van het toestel moet uit de
tussencontainer plaatsvinden.
De besturing van het oliepompaggregaat moet onafhankelijk van de
installatie van de ketel plaatsvinden, d.w.z. een signaalvaststelling
aan de ketel mag hiervoor niet worden gebruikt.
Het maximaal toegestane vacuüm in de olietoevoerleiding bedraagt
0,40 bar (40 kPa).
Antihevelklep
■ Een antihevelklep is nodig bij stookolietankinstallaties waarin het
hoogst mogelijke stookolieniveau in de tank hoger is (resp. worden
kan) dan het diepste punt van de stookoliezuigleiding.
■ Bij een hoger liggende tank (niveau voetklep of zwevende aanzui-
ging ligt boven de oliepomp) geen mechanische antihevelkleppen
gebruiken, maar een elektrische magneetklep gebruiken.
■ Bij de installatie van een antihevelklep moet erop gelet worden dat
de onderdruk aan de zuigzijde van de oliebranderpomp in het
ongunstigste geval niet boven de -0,4 bar (-40 kPa) stijgt.
A
Tank hooggelegen
A Voetklep
B Stookoliefilter
C Stookolieontluchter
D Antihevelklep
8.6 Rookgassysteem
De verwarmingsketels kunnen open en gesloten worden bediend.
VIESMANN
74
(vervolg)
D
B
C
A
Tank laaggelegen
A Voetklep
B Stookoliefilter
C Stookolieontluchter
D Afsluitinrichting
Aanzuighoogte H in
Maximumbuisleidingslengte in m bij bin-
m
nendiameter van de aanzuigleiding:
+4,0
+3,5
+3,0
+2,5
+2,0
+1,5
+1,0
+0,5
0,0
-0,5
-1,0
-1,5
-2,0
-2,5
-3,0
-3,5
-4,0
■ Bij de max. buisleidinglengte wordt uitgegaan van een totaal druk-
verlies van 0,35 bar (35 kPa) met betrekking tot stookolie EL met
6,0 cSt (DIN 51603-1) rekening houdend met 1 afsluitklep, 1 voet-
klep en 1 stookoliefilter.
■ Om luchtophopingen in de leiding te vermijden, moet een zo klein
mogelijke buisdiameter gekozen worden. Normaal kan de buislei-
ding 6x1 mm tot 200 kW gebruikt worden.
Meer informatie voor de planning en dimensionering van ollieleidin-
gen: Zie ToptechniK-brochuren "Olietoevoer in de verwarmingsmo-
dernisering".
Voor de rookgasleiding moeten de in de Viessmann prijslijsten
genoemde onderdelen worden gebruikt. Zie voor verdere informatie
de planningsaanwijzing Rookgasystemen Vitoladens.
Condenserende unit op olie/Condensatieketel op olie
B
C
D
6x1 mm
8x1 mm
100
100
95
100
89
100
83
100
77
100
71
100
64
100
58
100
52
100
46
100
40
100
33
100
27
100
21
100
15
9
—
75
44
12