MODULAIRE VENTILATORCONVECTOR
2.4
Installatie toestel
190
A
3
16
2
n
n
1
2
n
4. Verwijder het deksel van de dakkap. Draai hiervoor de schroeven
aan de bovenzijde van de kap los.
5. Plaats de doorvoerkoker in de opening. Bevestig de koker aan de
binnenzijde met schroeven
6. Monteer het deksel op de koker.
Opmerking:
Na plaatsing van de dakkap dienen eventuele kieren tussen koker en
dak tocht- en lekvrij te worden afgewerkt.
Opmerking:
Bescherm het toestel gedurende de montageperiode tegen
beschadigingen en inval van stof, cement e.d. Gebruik hiervoor
eventueel de verpakking.
2.4.1 Modules ophangen
De modules worden aan één zijde in de meegeleverde ophangrail
gehaakt. Aan de tegenoverliggende zijde (aansluitzijde) worden de
modules opgehangen aan een draadstang. De ophangrail kan direct
tegen het plafond worden gemonteerd, of verlaagd aan een
draadstang
1
. De afbeeldingen bij onderstaande instructies zijn
gebaseerd op directe montage tegen het plafond. De instructies zijn
echter ook van toepassing op verlaagde montage.
1. Maak een ophangconstructie met draadstangen, een montagerail en
de meegeleverde ophangrail. Zie Tabel 2-7 voor de hartafstand
tussen de montagerail en de ophangrail. Draai op elke draadstang
twee moeren met een tussenafstand van ongeveer 4 cm
Opmerking:
Houdt bij het plaatsen van de rails rekening met de volgende
aanwijzingen:
• Bewaar tenminste 190 mm afstand tussen het hart van de
ophangrail en een wand of een obstakel, zoals een kolom. Dit in
verband met het inhaken van de modules.
• Monteer de rails in lijn met een eventuele opening voor een
dakdoorvoer of een muurdoorvoer.
Tabel 2-7 Hartafstand tussen montagerail en ophangrail per type
M
PS-20/21
AAT
A
782 mm
2. Verwijder de borgbeugel
aan de dakopstand.
2
PS-40/41
PS-60/61
1157 mm
1657 mm
van elke module.
3
2
.