Oververhittingsbeveiliging
PS NL gebruikers- en installateurshandleiding (HSP) versie 1.1 (12-7-02)
Maximale werkdruk
Ontluchting
Condensafvoer
Overloopbeveiliging
Vorstbeveiliging
Inschakelbeveiliging
Maximaalbeveiliging
Nawarmbeveiliging
c
De maximale werkdruk van de warmtewisselaar is afhankelijk van de
temperatuur van het water, zie Tabel 2-4. Bij toepassing van
knelkoppelingen geldt een maximale werkdruk van 3 bar.
Tabel 2-4 Maximale werkdruk voor CV- en KW-installaties
T
W
EMPERATUUR
ERKDRUK
20 °C
16 bar
93 °C
10 bar
110 °C
6 bar
De ontluchtingskraantjes (1/8") zijn gemonteerd op de verzamelaars
van de warmtewisselaar en steken door de zijwand van de module.
Toestellen met koeling zijn voorzien van een condensopvangbak met
twee afvoeren van ∅ 15 mm. Eén van beide dient met een stank-
afsluiter te worden aangesloten op het riool (al dan niet via een
condensverzamelbak en/of een condensafvoerpomp (accessoires)).
Bij toestellen die zijn voorzien van een ingebouwde condensafvoer-
pomp, is het alarmsignaal van de pomp aangesloten op de regelaar.
Als er meer condenswater ontstaat dan de pomp kan afvoeren,
stuurt de regelaar de regelafsluiter van de koeling dicht.
Toestellen met ventilatie zijn voorzien van een in de regeling
geïntegreerde vorstbeveiligingsthermostaat. Deze reduceert de kans
op bevriezing van de warmtewisselaar, maar vormt geen volledige
beveiliging. Bij stilstand in de winterperiode dient u glycol aan het
water toe te voegen.
2.2.4 Elektrische verwarming
Een modulaire ventilatorconvector met elektrische verwarming is
standaard uitgevoerd met de volgende beveiligingen:
De elektrische verwarming kan alleen in werking treden bij
ingeschakelde ventilatoren. Het vermogen wordt automatisch
geregeld. De uitblaastemperatuur is begrensd op 50 °C.
Als de triac waarmee het elektrisch verwarmingsvermogen wordt
geregeld defect is, wordt dat gesignaleerd door de regelaar. Deze
geeft dan een storingsmelding, schakelt de verwarming uit en schakelt
de ventilatoren in op het laagste toerental om het toestel af te laten
koelen.
Wanneer de verwarmingselementen een te hoge temperatuur
bereiken, schakelt een maximaalthermostaat met handmatige reset de
elektrische verwarming uit. Dit kan zich voordoen bij een defecte
transformator of ventilator, of bij een belemmerde luchtdoorvoer.
De nawarmbeveiliging zorgt bij een uitgeschakeld toestel voor afvoer
van de in de elementen opgeslagen restwarmte. Dit gebeurt door, na
uitschakeling van het toestel, de motoren te laten draaien totdat de
elementen voldoende zijn afgekoeld.
Let op:
Laat na het uitschakelen het toestel afkoelen alvorens de
werkschakelaar om te zetten: de ventilatoren kunnen nog nadraaien.
INSTALLATIE
13