A
Het opnamemenu
Witbalans kan worden geselecteerd met behulp van de optie
Witbalans in het opnamemenu (0 177), welke bovendien kan worden
gebruikt voor het verder verfijnen van de witbalans (0 103) of het
meten van een waarde voor witbalansvoorinstelling (0 104).
De optie I Tl-licht in het menu Witbalans kan worden gebruikt om de
lichtbron te selecteren uit de rechts getoonde bulbtypes.
A
Kleurtemperatuur
De waargenomen kleur van een lichtbron varieert per beeldweergavescherm en andere
omstandigheden. Kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een
lichtbron, die wordt gedefinieerd als de temperatuur waarop een voorwerp zou moeten worden
verhit om licht met dezelfde golflengte uit te stralen. Terwijl lichtbronnen met een
kleurtemperatuur in de buurt van 5000–5500 K er wit uitzien, beschikken lichtbronnen met een
lagere kleurtemperatuur, zoals gloeilamplicht, een enigszins gele of rode zweem. Lichtbronnen
met een hogere kleurtemperatuur hebben een blauwe zweem. De witbalansopties van de
camera zijn aangepast aan de volgende kleurtemperaturen (alle waarden zijn bij benadering):
• I (natriumdamplampen): 2700 K
• J (gloeilamplicht)/
I (warm wit tl-licht): 3000 K
• I (wit tl-licht): 3700 K
• I (koel wit tl-licht): 4200 K
• I (dag wit tl-licht): 5000 K
A
Bracketing
Voor informatie over het automatisch afwisselen van witbalansinstellingen betreffende een
opnamereeks, zie pagina 108.
102 Standen P, S, A en M
• H (direct zonlicht): 5200 K
• N (flitslicht): 5400 K
• G (bewolkt): 6000 K
• I (daglicht tl-licht): 6500 K
• I (kwikdamp op hoge temp.): 7200 K
• M (schaduw): 8000 K