Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de belichting aan te passen van de waarde die
door de camera wordt aangeraden, zodat foto's lichter of donkerder worden (0 260). Dit
geeft het meeste effect wanneer gebruikt met M (Centrumgerichte meting) of N
(Spotmeting) (0 90).
–1 LW
Om een waarde voor
belichtingscorrectie te kiezen, houdt
u de E (N)-knop ingedrukt en draai
aan de instelschijf totdat de gewenste
waarde in de zoeker of het
informatiescherm is geselecteerd.
Normale belichting kan worden
hersteld door de belichtingscorrectie
in te stellen op ±0 (aanpassingen voor
belichtingscorrectie in stand %
worden teruggezet zodra een andere
stand is geselecteerd).
Belichtingscorrectie wordt niet
teruggezet wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
A
Het informatiescherm
Opties voor belichtingscorrectie zijn eveneens toegankelijk vanuit het
informatiescherm (0 7).
A
Stand M
In de stand M is belichtingscorrectie alleen van invloed op de belichtingsaanduiding.
A
Het gebruik van een flitser
Bij het gebruik van een flitser heeft belichtingscorrectie zowel invloed op de
achtergrondbelichting als de flitssterkte.
A
Bracketing
Voor informatie over het automatisch afwisselen van de belichting gedurende een opnamereeks,
zie pagina 108.
92 Standen P, S, A en M
Geen belichtingscorrectie
E (N)-knop
–0,3 LW
+1 LW
Instelschijf
+2 LW