5.6
Turbine
De turbine (Afb. 55/1) produceert de luchtstroom
waarmee het zaaigoed van de injectiesluis naar
de zaaischijven wordt getransporteerd.
De turbine wordt aangedreven
•
door een hydraulische motor (Afb. 55/2), die
op de boordhydraulica van de tractor is
aangesloten, of
•
via een riemaandrijving (Afb. 56/1), die op
de aftakasaandrijving van de grondbewer-
kingsmachine is aangesloten.
Het turbinetoerental wordt aangegeven
•
door de boordcomputer, als de turbine door
een hydraulische motor wordt aangedreven;
•
indirect door een manometer (Afb. 57), als
de machine geen boordcomputer heeft of
met een riemaandrijving is uitgerust.
De boordcomputer bewaakt het turbinetoerental. Wijkt het turbinetoerental meer dan 10% af van het
gewenste toerental, dan klinkt er een akoestisch signaal en verschijnt er een melding op het display.
De procentuele afwijking is instelbaar.
AD-P 03 Special BAH0018-5 09.14
Afb. 55
Afb. 56
Afb. 57
Opbouw en werking
67