Instellingen
8.12
Rijpadenritme/-teller instellen in de boordcomputer
8.12.1
De machine aan één kant uitschakelen
1. Demonteer de buitenste kap van de ver-
deelkop (Afb. 186/1).
2. Monteer het inzetstuk (Afb. 186/2) zodanig,
dat de zaaigoedtoevoer naar de betreffende
zaaischijf onderbroken is.
3. Halveer de uitzaaihoeveelheid (zie hoofd-
stuk "Hoeveelheid uit te zaaien zaad instel-
len met afdraaiproef", op pagina 122).
148
1. Kies het rijpadenritme (zie tabel Afb. 83, op pagina 82) en stel dit
op de boordcomputer in (zie bedieningshandleiding boordcom-
puter).
2. Raadpleeg de afbeelding (Afb. 84, op pagina 84) voor de rijpa-
denteller voor de eerste veldrit en voer deze in de boordcompu-
ter in (zie bedieningshandleiding boordcomputer).
De rijpadenteller is gekoppeld met de sensor van de markeurwissel-
klep.
Na het oplichten van een markeur schakelt de rijpadenteller een
cijfer verder.
Als moet worden voorkomen dat de rijpadenteller bij het oplichten
van een markeur verderschakelt, \eerst op de STOP-toets drukken
(zie bedieningshandleiding boordcomputer) en dan pas de markeur
oplichten.
GEVAAR
Zet de handrem vast, zet de tractormotor af en verwijder de
contactsleutel uit het slot.
Afb. 186
AD-P 03 Special BAH0018-5 09.14