Instellingen
6. Steek de afdraaislinger (Afb. 148/1) op het
stapwiel (Afb. 148/2).
7. Stuur iedereen uit de gevarenzone weg.
Bij bediening van het stapwiel draait de do-
seerrol in het doseerhuis.
8. Draai het stapwiel met de afdraaislinger
linksom, totdat alle cellen van de doseerrol
met zaaigoed zijn gevuld en het zaad ge-
lijkmatig in de afdraai-emmer stroomt.
Het aantal omwentelingen van het stapwiel richt zich naar
de werkbreedte van de zaaimachine (1).
Het aantal wielomwentelingen (2) heeft betrekking op een
oppervlakte van
2
•
1/40 ha (250 m
) resp.
2
•
1/10 ha (1000 m
).
gebruikelijk is de afdraaiproef voor 1/40 ha. Bij zeer kleine
zaaihoeveelheden, bv. bij koolzaad, wordt aanbevolen de
afdraaiproef voor 1/10 ha uit te voeren.
Afb. 149
124
Afb. 148
9. Sluit de kleppen van de injectiesluis (Afb. 144/1) voorzichtig (ge-
vaar voor bekneld raken, zie waarschuwing).
10. Maak de afdraai-emmer leeg en plaats deze weer onder de
zaaigoed-doseerunit.
11. Open de klep van de injectiesluis (Afb. 144/1).
12. Draai het stapwiel linksom met het in de tabel (Afb. 149) aange-
geven aantal slingeromwentelingen.
AD-P 03 Special BAH0018-5 09.14