Instellingen
11. Stel de spoorschijven zodanig in, dat zij
het door de rijpadenzaaischijven aange-
legde rijpad markeren.
12. Draai de schijven om de arbeidsintensiteit
aan de grond aan te passen (op lichte
grond ongeveer parallel aan de rijrichting,
op zware grond meer op grip instellen).
13. Draai de bouten (Afb. 188/1) stevig aan.
8.13.2
Rijpadmarkeerapparaat in transportstand zetten
1. Stuur iedereen weg uit het zwenkbereik van het rijpadmarkeerapparaat vóór het bedienen van
de tractorregeleenheid geel.
2. Bedien tractorregeleenheid geel.
→
Licht de spoorschijfdragers op.
3. Bevestig de spoorschijfdrager (Afb. 189/1)
met de pen (Afb. 189/2).
4. Borg de pen met de splitpen (Afb. 189/3).
5. De machine heeft twee spoorschijfdragers
(Afb. 189/1). Borg de tweede spoorschijf-
drager zoals beschreven.
6. Trek de spoorschijven (Afb. 189/4) uit de
spoorschijfdragers.
150
Afb. 188
Afb. 189
GEVAAR
Vervoer de spoorschijven (Afb. 189/4) tijdens het transport in
een geschikte opbergruimte.
AD-P 03 Special BAH0018-5 09.14