INHOUD
1.
2.
2.1
Pompaanduiding voor CR, CRN 2, 4, 8 en 16
3.
4.
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
4.8
4.9
5.
6.
7.
7.1
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Afvalverwijdering
Alvorens met de installatieprocedure te beginnen,
dient u deze installatie- en bedieningsinstructies
zorgvuldig te bestuderen. De installatie en bediening
dienen bovendien volgens de in Nederland/België
geldende voorschriften en regels van goed vakman-
schap plaats te vinden.
1. Handling
De motoren van de CR, CRN 2, 4, 8 en 16 pompen
zijn voorzien van hijsogen die niet mag worden ge-
bruikt voor het ophijsen van de complete pomp.
Als de gehele pomp moet worden opgehesen, let dan op het vol-
gende:
•
CR, CRN 2, 4, 8 en 16 pompen voorzien van GRUNDFOS MG
motoren dienen door middel van een strop of gelijkwaardig
worden gehesen.
•
Voor andere motor fabrikaten is het aanbevolen om de pomp
op te hijsen, door middel van een strop of gelijkwaardig, door
de pompkop.
2. Type-aanduiding
2.1 Pompaanduiding voor CR, CRN 2, 4, 8 en 16
Voorbeeld
Pomp-range:
CR, CRN
3
Nominale volumestroom in m
Aantal trappen x 10
Aantal waaiers (wordt uitsluitend gebruikt
indien de pomp minder waaiers dan kamers
heeft)
Code pompuitvoering
Code leidingaansluiting
Code materialen
Code asafdichting en rubber pomponderdelen
Pagina
CR 8 - 30 / 2 - X - X - X - XXXX
/h
3. Toepassingen
De GRUNDFOS meertraps in-line centrifugaalpompen, type CR
en CRN, zijn ontwikkeld voor vele toepassingen.
43
43
Te verpompen media
43
Dunne, niet-explosieve media, die geen vaste deeltjes of vezels
43
bevatten. Het medium mag de pomp niet chemisch aantasten.
43
Indien het te verpompen medium een hogere soortelijke massa
43
en/of viscositeit heeft dan water, kan het noodzakelijk zijn een
43
motor met een groter vermogen toe te passen.
CR, CRN
43
44
De pompen zijn geschikt voor toevoer, circulatie en drukverho-
ging van warm of koud (schoon) water.
44
44
CRN
44
In systemen waar alle onderdelen van roestvast staal moeten zijn
44
omdat zij in contact staan met de media, moeten CRN-pompen
44
worden gebruikt.
44
45
4. Technische specificaties
45
45
4.1 Omgevingstemperatuur
46
Maximum +40°C.
46
Komt de omgevingstemperatuur boven de +40°C, dan moet het
46
motorvermogen (P2) verminderd worden, zie afb. 1.
47
47
P2
47
[%]
100
90
80
70
60
50
20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80
Pomptype
CR, CRN 2, 4, 8 en 16
Zie ook afb. A, pagina 63, waar het verband tussen de medium-
temperatuur en de maximaal toelaatbare werkdruk staat vermeld.
N.B.: De bereiken van de maximaal toelaatbare werkdruk en me-
diumtemperatuur gelden uitsluitend voor de pomp.
4.3 Maximaal toelaatbare werkdruk en mediumtempe-
ratuur m.b.t. de asafdichting
Afb. 2
CR, CRN 2, 4, 8 en 16:
p [bar]
30
25
AUUE / AUUV
20
15
AUUE / AUUV
10
BUBE / BUBV
5
0
-40 -20
0
20
t [°C]
1000
2250
3500
m
Mediumtemperatuur
-20°C tot +120°C
AUUE
BUBE
40
60
80 100 120 140 160
t [°C]
43