4.4 Minimale inlaatdruk
Afb. 3
H
De maximale zuighoogte "H" in meters vloeistofkolom wordt als
volgt berekend:
H = p
x 10,2 – NPSH – H
– H
b
f
p
= Barometrische druk in bar.
b
Voor de barometrische druk kan 1 bar worden aange-
houden.
In gesloten systemen geeft p
aan.
NPSH
= NPSH-waarde (net positive suction head) in meters
vloeistofkolom (af te lezen van de NPSH-curve op
pagina 69 bij de hoogste volumestroom die de pomp
kan leveren).
H
= Weerstandsverlies in de zuigleiding, in meters vloei-
f
stofkolom bij de hoogste volumestroom die de pomp
kan leveren.
H
= Dampspanning in meters vloeistofkolom, zie afb. E op
v
pagina 66. t
= mediumtemperatuur.
m
H
= Veiligheidsmarge van minimaal 0,5 m vloeistofkolom.
s
Indien de berekende "H" positief is, kan de pomp werken bij een
zuighoogte van maximaal "H" meter vloeistofkolom.
Indien de berekende "H" negatief is, is een inlaatdruk van mini-
maal "H" meter vloeistofkolom vereist. De druk moet gelijk zijn
aan de berekende "H" tijdens bedrijf.
Voorbeeld:
p
= 1 bar.
b
Pomptype: CR 16, 50 Hz.
3
Volumestroom: 16 m
/h.
NPSH (van pagina 69): 1,5 meter vloeistofkolom.
H
= 3,0 meter vloeistofkolom.
f
Mediumtemperatuur: +60°C.
H
(van afb. E, pagina 66): 2,1 meter vloeistofkolom.
v
H = p
x 10,2 – NPSH – H
– H
b
f
H = 1 x 10,2 – 1,5 – 3,0 – 2,1 – 0,5 = 3,1 meter vloeistofkolom.
Dit betekent dat de pomp kan werken bij een zuighoogte van
maximaal 3,1 m vloeistofkolom.
De inlaatdruk berekend in bar: 3,1 x 0,0981 = 0,30 bar.
De inlaatdruk berekend in kPa: 3,1 x 9,81 = 30,4 kPa.
4.5 Maximale inlaatdruk
Afb. B, pagina 64, toont de maximaal toelaatbare inlaatdruk. De
werkelijke inlaatdruk + de druk die ontstaat als de pomp tegen
een gesloten afsluiter draait, moet echter altijd lager zijn dan de
"maximaal toelaatbare werkdruk".
Wanneer het systeem en de pompen onder een hogere druk wor-
den getest als vermeld in afb. B, pagina 64, dan moet de pompas
geblokkeerd worden om axiale bewegingen te voorkomen.
4.6 Elektrische specificaties
Zie het typeplaatje van de motor.
4.7 Aantal malen starten en stoppen
Motoren tot 4 kW:
Max. 100 keer per uur.
Andere motoren:
Max. 20 keer per uur.
44
Hf
NPSH
Pb
Hv
– H
v
s
de systeemdruk in bar
b
– H
[m vloeistofkolom].
v
s
4.8 Afmetingen en massa's
Afmetingen:
Zie afb. C, pagina 65.
Massa's:
Zie label op de verpakking.
4.9 Geluidsniveau
Zie afb. D, pagina 66.
5. Installatie
De pomp kan zowel verticaal als horizontaal worden geïnstalleerd
(zie afb. 4). De ruimte moet goed geventileerd zijn ten behoeve
van de motorkoeling. De motor mag evenwel nooit beneden het
horizontale vlak worden geplaatst.
Afb. 4
De richting waarin het medium door de pomp stroomt, is met pij-
len op het voetstuk van de pomp aangegeven.
Afb. C, pagina 65, toont de afmetingen van het voetstuk alsmede
diameter en positie van de gaten voor de funderingsbouten.
Resonantie en trillingen die door de pomp worden veroorzaakt,
kunnen worden teruggebracht door in de pers- en zuigleiding van
de pomp expansiestukken en tussen het voetstuk en de pomp tril-
lingsdempers aan te brengen.
De lengtes van poort tot poort en de leidingaansluitingen worden
getoond in afb. C op pagina 65.
Bij reiniging, reparatie of vervanging van de pomp dienen aan
weerszijden van de pomp afsluiters te worden gemonteerd om te
voorkomen dat de pomp wordt afgetapt.
Installeer de leidingen zodanig dat luchtbellen worden vermeden,
vooral aan de zuigzijde van de pomp; stel de leidingen bij over-
eenkomstig afb. 5.
Afb. 5
Pos. nr.
Omschrijving
Functie
Dempt resonantie en vangt trillin-
1
Expansiestuk
gen en expansie op.
Scheidings-
Vereenvoudigt onderhoud aan de
2
afsluiter
pomp.
Ondersteunt leidingen en voor-
3
Leidinghanger
komt kromtrekken van en span-
ning op de leidingen.
N.B.: De pomp dient te allen tijde door middel van een terugslag-
klep (voetklep) tegen terugstroming te worden beveiligd.
1
2
3
3
1
2