Het proces van vaststelling van onregelmatige hartritmes bepaalt of er wel dan niet een schok moet
worden toegediend door de uitkomsten van deze analyses eenmaal per seconde te onderzoeken
gedurende een periode van 5 tot 7 seconden. Het proces van onregelmatige hartritmes herkenning
gebruikt een hoeveelheid aan parameters om te bepalen of een ritme schokbaar is.
8.1.5.1
Criteria voor schokbaar ritme
Wanneer geplaatst op een patiënt die voldoet aan de indicaties voor gebruikscriteria, is de DDU-120
AED ontworpen om een defibrillatieschok aan te bevelen wanneer het de juiste elektrodeimpedantie
en één van de volgende situaties waarneemt:
Ventrikelfibrilleren (VF)
Ventriculaire tachycardie (VT)
(inclusief ventriculaire flutter en
polymorfe VT)
De DDU-120 AED is ontworpen om geen schok aan te bevelen voor alle andere ritmes, waaronder
normale sinusritmes, laag voltage Ventrikelfibrilleren (<200 μVolts), en sommige langzame ventriculaire
tachycardieën en asystole.
DAC-530E-NL-AC
Piek-piek-amplitude van minimaal 200 μVolt.
Waarschuwing
Enkele VF ritmes met een zeer lage amplitude of
:
lage frequente worden mogelijk niet als schokbaar ritme geïnterpreteerd.
Hartritme van minimaal 180 BPM (slagen per minuut) en een piek-piek-
μ
amplitude van minimaal 200
Volt
Waarschuwing
Enkele VT ritmes met een zeer laag amplitude of
:
lage frequentie worden mogelijk niet als schokbaar ritme geïnterpreteerd.