PID-regeling (toerentalregeling)
Met behulp van de PID-regeling is een aanpassing van de opbrengst – evenals het debiet – van
gangbare circulatiepompen mogelijk. Het maakt het constant houden van (differentie-) temperaturen
in ene systeem mogelijk. De functie loont zich niet alleen voor toerentalregeling, maar kan ook als
regelaar voor bijvoorbeeld brandervermogen etc. worden ingezet.
Aan de hand van een simpel solarschema zullen de mogelijkheden van deze regeling worden
beschreven:
Absolute waarderegeling= Constant houden van een sensor
TC kan met behulp van de toerentalregeling zeer goed op een temperatuur (bv. 60°C) constant
worden gehouden. Daalt de solarstraling, wordt TC kouder. De regelaar verlaagt daarop het toerental
en dus de volumestroom. Dit leidt tot een langere opwarmtijd van de collectorvloeistof, waardoor TC
weer stijgt.
Als alternatief kan in diverse systemen (bv. boilerlading) een constante retourtemperatuur (TR) zinvol
zijn. Daarvoor is een inverse regelkarakteristiek nodig. Stijgt TR, wordt er te weinig energie door de
warmtewisselaar overgedragen. Daardoor dient het debiet te worden verlaagd. Een langere
verblijfstijd in de warmtewisselaar zorgt dan voor een verlaging van TR.
Het constant houden van TB is niet zinvol, omdat de variatie van de volumestroom geen directe
reactie van TB teweeg brengt en er daardoor geen functionerende regelkring ontstaat.
Verschilregeling = Constant houden van de temperatuur tussen twee sensoren.
Het constant houden van het temperatuurverschil tussen bv. TC en TR leidt tot een „dynamisch"
bedrijf van de collector. Daalt TC als gevolg van een afnemende instraling, daalt daarmee ook het
verschil tussen TC en TR. De regelaar verlaagt daarop het toerental, wat de verblijfstijd van het
medium in de collector vergroot, waarmee tevens het verschil TC – TR groter wordt.
Voorwaarderegeling =
Als bijvoorbeeld TB 60°C heeft bereikt (activeringsdrempel), dient de collector op een bepaalde
temperatuur te worden gehouden. Het constant houden van de betreffende sensor geschiedt op
dezelfde wijze als bij de absolute waarderegeling.
Opmerking: Indien zowel de absolute waarderegeling (constant houden van een sensor) en de
verschilregeling (constant houden van het verschil tussen twee sensoren) actief zijn, "wint" het
laagste toerental van deze regelprincipes. De voorwaarderegeling "overschrijft" toerentallen van
andere regelprincipes. Hiermee kan een vastgelegde voorwaarde de absolute waarde- of
verschilregeling blokkeren.
Treedt een vastgelegde temperatuurvoorwaarde op, wordt de
toerentalregeling actief en daarmee een sensor constant gehouden
PID-regeling
33