14.2 Algemene symptomen
Symptoom 1: het apparaat is ingeschakeld, maar verwarmt of koelt niet zoals verwacht
MOGELIJKE OORZAKEN
De temperatuurinstelling is onjuist.
De waterstroom is te laag.
Het watervolume in de installatie
is te laag.
Symptoom 2: het apparaat is ingeschakeld, maar de compressor start niet
MOGELIJKE OORZAKEN
Het apparaat werkt misschien
buiten het werkingsbereik (de
watertemperatuur is te laag).
Symptoom 3: De pomp maakt lawaai (cavitatie)
MOGELIJKE OORZAKEN
Er zit lucht in het systeem.
Waterdruk bij de
pompinlaat is te laag.
Symptoom 4: De wateroverdrukklep gaat open
MOGELIJKE OORZAKEN
Het expansievat is kapot.
De vullingsdruk van het
water in de installatie is
hoger dan 0,3 MPa.
Symptoom 5: De wateroverdrukklep lekt
MOGELIJKE OORZAKEN
De uitgang van de
wateroverdrukklep is met
vuil verstopt.
CORRIGERENDE MAATREGEL
Controleer de parameters (T4HMAX, T4HMIN in warmtemodus; T4CMAX,
T4CMIN in koelmodus). Voor het instelbereik van de parameters, zie 11.1
Bedrijfsparameters.
Controleer of alle afsluitkleppen van het watercircuit in de juiste stand staan.
Controleer of het waterfilter is aangesloten.
Let op dat er geen lucht in het watersysteem zit.
Controleer de waterdruk
De waterdruk moet≥ 1,5 bar zijn.
Zorg ervoor dat het expansievat niet kapot is.
Zorg ervoor dat het watervolume in de installatie boven de vereiste minimum-
waarde ligt. Raadpleeg 9.3.2 Watervolume en dimensioneringsexpansievaten.
CORRIGERENDE MAATREGEL
Bij een lage watertemperatuur gebruikt het systeem de back-upverwarming
om eerst de minimale watertemperatuur (12 °C) te bereiken.
Controleer of de voeding van de back-upverwarming goed werkt.
Controleer of de thermische zekering van de back-upverwarming
gesloten is.
Controleer of de thermische beveiliging van de back-upverwarming niet
geactiveerd is.
Controleer of de contactors van de back-upverwarming niet kapot zijn.
CORRIGERENDE MAATREGEL
Ontlucht het systeem.
Controleer de waterdruk
De waterdruk moet≥ 1,5 bar zijn.
Controleer of het expansievat niet kapot is.
Controleer of de instelling van de voordruk van het expansievat juist is.
CORRIGERENDE MAATREGEL
Vervang het expansievat.
Zorg ervoor dat de druk van het vulwater in de installatie ongeveer
0,10~0,20MPa bedraagt.
CORRIGERENDE MAATREGEL
Controleer de juiste werking van de overdrukklep door de zwarte knop op
de klep linksom te draaien:
Neem contact op met uw lokale dealer als u geen klakkend geluid hoort.
Als het water uit het apparaat blijft stromen, sluit dan eerst de
afsluitkleppen van de waterinlaat en -uitlaat en neem vervolgens contact
op met uw lokale dealer.
47