9.3.3 Aansluiting van het watercircuit
De aansluitingen moeten worden uitgevoerd volgens de
labels op de buitenunit, ten opzichte van de waterinlaat
en -uitlaat.
LET OP
Voorkom vervorming van leidingen van het
apparaat door overmatige kracht bij het aansluiten
van de leidingen. Vervorming van de leidingen kan
storing van het apparaat veroorzaken.
Er kunnen problemen optreden wanneer lucht, vocht of
stof in het watercircuit komt. Houd daarom altijd rekening
met het volgende bij het aansluiten van het watercircuit:
Gebruik alleen schone leidingen.
houd bij het verwijderen van bramen het leidingeinde
naar beneden.
Bedek de leiding bij het insteken door een muur om
binnendringend stof en vuil te voorkomen.
Gebruik een goede schroefdraadafdichting voor het
afdichten van de aansluitingen. De afdichting moet in
staat zijn om de druk en temperatuur van het systeem
te weerstaan.
bij gebruik van niet koperen metalen leidingen moet u
twee soorten materialen van elkaar isoleren om
galvanische corrosie te voorkomen.
Aangezien koper een zacht
materiaal is, moet geschikt
gereedschap worden gebruikt
voor de aansluiting van het
watercircuit. Het gebruik van
ongeschikt gereedschap leidt tot
schade aan de leidingen.
OPMERKING
Het apparaat mag alleen worden gebruiken in
een gesloten watersysteem. Toepassing in een
open watercircuit kan leiden tot overmatige
corrosie van de waterleidingen:
Gebruik nooit Zn-gecoate onderdelen in het
watercircuit. Er kan overmatige corrosie van
deze onderdelen optreden als koperen
leidingen in het interne watercircuit van het
apparaat worden gebruikt.
Bij gebruik van een 3-wegklep of een
2-wegklep in het watercircuit. De aanbevo-
len maximale omschakeltijd van de klep
moet minder zijn dan 60 seconden.
9.3.4 Antivriesbescherming van het watercircuit
Alle interne hydraulische onderdelen zijn geïsoleerd om
warmteverlies te beperken. Ook de veldleidingen moeten
worden geïsoleerd.
Bovenstaande functies beschermen het apparaat niet tegen
bevriezing in geval van een stroomstoring.
De software bevat speciale functies voor het gebruik van de
warmtepomp en de back-upverwarming (indien deze
optioneel en beschikbaar is) om het hele systeem te
beschermen tegen bevriezing. Wanneer de temperatuur van
waterloop in het systeem daalt tot een bepaalde waarde, zal
het apparaat het water verwarmen met behulp van de
warmtepomp, elektrische verwarmingskraan of de back-up-
verwarming. De antivriesbescherming schakelt alleen uit
wanneer de temperatuur toeneemt tot een bepaalde waarde.
Er kan water in de stroomschakelaar komen dat niet kan
worden afgevoerd en kan bevriezen wanneer de temperatuur
laag genoeg is. De stroomschakelaar moet verwijderen en
gedroogd worden voordat het in het apparaat kan worden
geïnstalleerd.
OPMERKING
Draai de stromingsschakelaar naar links om hem te
verwijderen.
Droog de stroomschakelaar volledig af.
Wanneer het apparaat lange tijd niet gebruikt wordt, zorg er
dan voor dat het apparaat steeds onder spanning staat. Als
u de stroom wilt uitschakelen, moet het water in het
systeem schoon worden afgevoerd om te voorkomen dat
het apparaat en het leidingsysteem worden beschadigd
door bevriezing. Ook moet de stroom van het apparaat
worden afgesloten nadat het water in het systeem is
afgetapt.
WAARSCHUWING
Ethyleenglycol en propyleenglycol zijn GIFTIG.
9.4 Water vullen
Sluit de watertoevoer aan op de vulklep en open het klep.
Zorg ervoor dat de automatische ontluchtingsklep open staat.
Vul met een waterdruk van ongeveer 2,0 bar. Verwijder lucht
in het circuit zoveel mogelijk met de ontluchtingsafsluiters.
Lucht in het watercircuit kan leiden tot storing van de
elektrische back-upverwarming.
Zet de zwarte plastic
bedekking/kap niet vast op het
ontluchtingsventiel bovenaan
het apparaat wanneer het
systeem actief is. Open het
ontluchtingsventiel, draai 2
volledige slagen linksom om
het lucht uit het systeem te
laten ontsnappen.
OPMERKING
Het is mogelijk dat tijdens het vullen niet alle lucht uit het
systeem verwijderd wordt. Achtergebleven lucht wordt
tijdens de eerste bedrijfsuren van het systeem door
automatische ontluchtingsventielen verwijderd. Het
achteraf bijvullen van het water kan nodig zijn.
De waterdruk is afhankelijk van de watertemperatuur
(hogere druk bij hogere watertemperatuur). De
waterdruk moet echter altijd boven de 0,3 bar blijven
om het circuit luchtvrij te houden.
Het is mogelijk dat het apparaat te veel water afvoert
via de overdrukklep.
De waterkwaliteit moet voldoen aan de EN 98/83 EG
richtlijnen.
De gedetailleerde waterkwaliteit kan worden gevonden
in EN 98/83 EG richtlijnen.
25
Droog houden
LET OP