Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
O Dierenportret
Gebruik deze stand om portretten te maken van dieren (honden of
katten). Wanneer de camera het gezicht van een hond of kat
detecteert, stelt de camera scherp op het gezicht en wordt de
sluiter (Dierenp. autom. ontsp.) automatisch drie keer ontspannen
in de standaardinstelling.
• Een dubbele rand (scherpstelveld) wordt weergegeven rond het
gedetecteerde gezicht; de rand wordt groen wanneer
scherpgesteld is.
De camera kan maximaal vijf gezichten detecteren. Wanneer de
camera meer dan één gezicht detecteert, wordt de dubbele rand
weergegeven rond het grootste gezicht en een enkele rand rond
de andere gezichten.
• Als geen gezichten van dieren worden gedetecteerd wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de camera scherp op
het onderwerp in het midden van het beeld.
• Om de instelling C Continu in deze stand te wijzigen, tikt u op de onderste tab om de
instelknoppen weer te geven.
- Enkelvoudig: De camera maakt één foto tegelijk.
- Continu (standaardinstelling): Wanneer de functie Dierenp. autom. ontsp. geactiveerd is en
scherpgesteld is op het gedetecteerde gezicht, ontspant de camera de sluiter drie keer
(continue opnamesnelheid: ongeveer 0,7 beelden per seconde wanneer de beeldmodus is
ingesteld op R 4320×3240). Wanneer de functie Dierenp. autom. ontsp. uitgeschakeld is,
kunnen tot drie foto's continu worden gemaakt met een snelheid van ongeveer 0,7 beelden
per seconde terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden (wanneer de beeldmodus is
ingesteld op R 4320×3240).
• Om de instelling Y Dierenp. autom. ontsp. te wijzigen, tikt u op de onderste tab om de
instelknoppen weer te geven.
- Aan (standaardinstelling): De sluiter wordt automatisch ontspannen wanneer scherpgesteld
is op het gedetecteerde gezicht.
- Uit: De sluiter wordt ontspannen met de ontspanknop of de aanraaksluiter (A 45).
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
• De flitser is uitgeschakeld.
• AF-hulpverlichting (A 156) licht niet op. Sluitergeluid (A 157) is uitgeschakeld.
• Factoren zoals de afstand tussen het dier en de camera, de oriëntatie of de helderheid van het
gezicht en de snelheid waarmee het dier zich verplaatst, kunnen voorkomen dat de camera
gezichten van honden of katten detecteert of kunnen ertoe leiden dat andere gezichten dan
die van honden of katten worden gedetecteerd.
70