De basisfuncties voor opname gebruiken
p Macro-stand
De macro-stand wordt gebruikt om foto's van voorwerpen te maken tot op een afstand
van slechts 10 cm. Merk op dat de flitser het volledige onderwerp niet kan verlichten op
afstanden van minder dan 50 cm.
1
Tik op de tab links om de instelknoppen weer te
geven (A 14) en tik op het pictogram voor de
macro-stand.
2
Tik op o.
Tik op J om terug te keren naar het vorige scherm.
Om de instelknoppen te verbergen nadat de instelling werd
toegepast, tikt u nogmaals op de tab.
3
Draai de zoomknop om de foto te kadreren.
De dichtst mogelijke opnameafstand is afhankelijk van de
zoomstand. De camera kan scherpstellen op de kortste
afstanden wanneer F en de zoomaanduiding groen worden
weergegeven terwijl de zoomaanduiding zich links
(groothoekstand) van G bevindt.
De camera kan scherpstellen op onderwerpen op slechts 10 cm van het objectief wanneer
uitgezoomd is tot de maximale groothoekstand, of wanneer één stap is ingezoomd vanuit de
maximale groothoekstand. In de zoomstand G kan de camera scherpstellen op een afstand
van 30 cm.
B
Opmerking over de instelling Macro-stand
Bij bepaalde functies kan deze instelling niet worden ingeschakeld. Zie "Camera-instellingen die niet tegelijk
kunnen worden gebruikt" (A 78) voor meer informatie.
C
Autofocus
Wanneer foto's in de macro-stand worden gemaakt, stelt de camera continu scherp tot de ontspanknop half
wordt ingedrukt om de scherpstelling te vergrendelen. Daarom hoort u het geluid van de scherpstelmotor
van het objectief.
C
Instelling macro-stand
De instelling voor de macro-stand die wordt gebruikt in de stand A (auto) wordt opgeslagen in het
geheugen van de camera, zelfs als de camera uitgezet is.
38
Macro-stand
Aan