Veiligheidsinstructies
2.1
Opbouw veiligheidshoofdstuk
Het veiligheidshoofdstuk beschrijft het gebruik door gebruikersgroepen en mogelijke
gevaren.
2.2
Algemeen
2.2.1
Richtlijnen en bepalingen
Het laadstation voldoet aan alle voorgeschreven technische veiligheidsnormen en biedt dus
de grootst mogelijke productveiligheid. Om de volledige veiligheid te garanderen, dient u
zich aan de volgende richtlijnen en bepalingen te houden:
• Richtlijnen voor arbeidsveiligheid
• Ongevallenpreventievoorschriften
• Bedrijfs- en handelswetgevingen
• Technische aansluitvoorwaarden van de stroomleverancier
• Bouwvoorschriften
• Algemeen erkende regels van de techniek
• DIN VDE 0100-600, resp. IEC 60364-6 en andere landspecifieke regelgeving
2.2.2
Beoogd gebruik, wijzigingen aan het apparaat
Beoogd gebruik
Het beoogd gebruik van het laadstation bestaat uitsluitend uit het laden van de accu van een
elektrisch voertuig volgens EN 61851-1/-23. Het elektrische voertuig moet daartoe voorzien
zijn van CCS type 2 laadcontactdoos volgens EN 62196.
Het laden is uitsluitend met een laadkabel mogelijk die is aangesloten op het laadstation. Elk
ander of verdergaand gebruik is niet beoogd en is dus misbruik van het apparaat. Het
laadstation kan zowel binnen als buiten worden gebruikt. Houdt u voor een beoogd gebruik
op de plaats van gebruik aan de toegestane omgevingsvoorwaarden.
Het gebruik van adapters tussen laadstekker en voertuig, bijv. om de laadkabel te verlengen
of om voertuigen te laden volgens andere dan de voorziene normen, is niet toegestaan.
10
SICHARGE UC 150, UC 300, UC 450, UC 600
Bedieningshandleiding, 03/2023, A5E52689064-AB
2