AANDRIJFSYSTEEM
NORMAAL
Banden/Wielen
Bandenspanning
WAARSCHUWING
De bandenspanning heeft een gro-
te invloed op de besturing en sta-
biliteit van het voertuig. Door een
te lage spanning kan de band leeg-
lopen en loskomen van het wiel.
Bij overdruk kan de band sprin-
gen. Houd u altijd aan de aanbe-
volen bandenspanning. Gebruik
altijd een handpomp, aangezien
het banden van het lagedruktype
betreft.
Controleer de druk wanneer de ban-
den koud zijn voordat u het voertuig
gaat gebruiken. De bandendruk ver-
schilt naargelang de temperatuur en
de hoogte. Controleer de bandenspan-
ning opnieuw wanneer een van deze
factoren verandert.
Voor uw comfort zit er een drukmeter
in de gereedschapstas.
_____________________
104
BANDENSPANNING
VOORAAN/ACHTERAAN
TOT
MAX.
150 kg
MIN.
Hoewel de banden speciaal zijn ont-
worpen voor offroad-toepassingen,
kan een platte band nog steeds voor-
komen. Daarom wordt aangeraden,
een bandenpomp en een reparatieset
mee te nemen.
Toestand van de banden/wielen
Controleer de banden op beschadigin-
gen en slijtage. Vervang ze indien no-
dig.
Roteer de banden niet. De banden
vooraan en achteraan hebben een an-
dere maat. De banden zijn directioneel
en moeten in de juiste draairichting ge-
monteerd blijven om goed te werken.
Verwijdering/montage wielen
Draai de moeren los en hef het voertuig
op. Plaats een stut onder het voertuig.
Verwijder de moeren en dan het wiel.
Breng bij de installatie wat smeermid-
del tegen het vastvreten op de schroef-
draad aan. Draai telkens twee tegeno-
verliggende moeren licht aan en draai
ze daarna aan tot 50 N•m.
34 kPa
26 kPa