8 Configuratie
Symbool Waarde/selectie
Gradiëntstijging
rASL
Ramp slope
Tolerantieband
toLP
Tolerance band
Programma
Programmastart
(Setup)
Range-gedrag
(Setup)
Gedrag na
(Setup)
voeding aan
Programma-
(Setup)
herhaling
Bepaling
(Setup)
ingestelde
waarde
Regeling laatste
(Setup)
ingestelde waarde
Voorlooptijd
(Setup)
Uitgangspositie
Stuurcontacten
(Setup)
40
Opmerking
0...9999
Getal van de stijging bij gradiëntfunctie
0...999
0=uit
Bij een programmaregelaar/-gever en gradiëntfunctie kan ter
bewaking van de gemeten waarde om de curve van ingestelde
waarde een tolerantieband gelegd worden.
Bij een onderschrijding van de bovenste of onderste grens
wordt een tolerantiebandsignaal weergegeven, dat intern ver-
derbewerkt of via een uitgang meegedeeld kan worden.
w
Bewerking van het tolerantiebandsignaal:
v Hoofdstuk 8.5 „Uitgang „OutP""
v Hoofdstuk 8.6 „Binaire functies „binF""
Programmastart
Bepaald of het programma met het eerste ingestele waarde-
Start aan gemeten
programma of de actuele gemeten waarde als eerste ingestelde
waarde
waarde-programma overgenomen wordt.
Verloop
Bepaald het gedrag bij meetwaardebereikover/-onderschrijding
Programma stoppen
Geen start
Bepaald, of het programma bij inschakelen de voedingsspan-
Automatische start
ning start.
Geen
Bij de instelling „Zyklisch" wordt het programma voortdurend
Cyclisch
herhaald.
Gradiënt
Ingestelde waarde gradiënt
Grootte
w
inactief
Indien actief, wordt na afloop van het programma op de laatste
actief
ingestelde waarde-programma geregeld.
0...9999 min
Vertraagt de programmastart via een instelbare tijd.
In het onderste display wordt „
SK1
De vier stuurcontacten kunnen in de uitgangspositie (indien het
SK2
programma niet loopt) geactiveerd worden.
SK3
SK4
Standaard instellingen zijn vet weergegeven.
maximale tolerantie
minimale tolerantie
0 = uitgeschakeld
A01
A02
0...9999
0...9999
t
Ingestelde waarde sprong
t
Strt
" weergegeven.