8 Configuratie
H
36
Handelswijze
Twee meetpunten na elkaar aanzetten ((1), (3)), deze kunnen mogelijk ver uit elkaar lig-
gen.
Aan de meetpunten telkens de gewenste displaywaarde (beginwaarde FtS, eindwaar-
de FtE) invoeren in de regelaar. Het doelmatigst voor de vaststelling van de meetwaar-
de M1 en M2 is een referentiemeetinstrument toe te passen.
Tijdens de programmering moet er een stabiele meetverhouding zijn.
Programmering
h Meetpunt (1) aanzetten
h Beginwaarden (2) invoeren
h Meetpunt (3) aanzetten
h Eindwaarde E (4) ingeven
Als de nakalibratie zonder referentiemeetinstrument wordt doorgevoerd, dan
moet bij het aanzetten van meetpunt (3) rekening worden gehouden met de
Offset ∆ .
Om de nakalibratie af te laten nemen, moet de begin- en eindwaarde (FtS, FtE) mit met
een gelijke waarde geprogrammeerd worden. Hierdoor wordt de beginwaarde op 0 en
de eindwaarde automatisch op 1 gezet.
Latere nakalibraties hebben alleen betrekking op een reeds gecorrigeerde merklijn.
1. Moet voor een beginwaarde =0 of voor een eindwaarde =1 ingesteld worden, dan moet de waarde nu
I
D
met
of
gewijzigd worden.
1
1
Aanduidingswaarde
Ongecorrigeerde grafiek
Gecorrigeerde grafiek
Meetwaarde 1
Meetwaarde 2
Meetwaarde
van de regelaar
Aanvangswaarde
Eindwaarde