t Memo
• De instellingen voor de belichting kunnen worden
gespecificeerd in stappen van 1/3 LW. Bij [1 LW Stap]
in het menu E1 kunt u de instellingsstappen wijzigen naar
stappen van 1/2 LW.
• De juiste belichting wordt mogelijk niet bereikt met de
geselecteerde sluitersnelheid en diafragmawaarde wanneer
de gevoeligheid is ingesteld op een bepaalde gevoeligheid.
• In de stand L wordt het verschil ten opzichte van de juiste
3
belichting weergegeven in de LW-staafgrafiek terwijl
de belichting wordt aangepast.
• In de stand M zijn sommige functies niet beschikbaar. (p.115)
• Voor elke belichtingsstand kunt u de werking van de camera
instellen voor wanneer aan Q of R wordt gedraaid
of M wordt ingedrukt. Stel dit in bij [Instelling e-knoppen]
in het menu A4. (p.105)
• Wanneer u opnamen maakt met een lage sluitertijd, kunt
u beeldruis verminderen met behulp van het bedieningspaneel
of bij [Ruisond. lange sltrtijd] in het menu A2.
Past ruisonderdrukking toe volgens de sluitertijd,
Auto
gevoeligheid en interne temperatuur van de camera.
Past ruisonderdrukking toe als de sluitertijd langzamer
Aan
is dan 1 seconde.
Uit
Past bij geen enkele sluitertijd ruisonderdrukking toe.
Controle van de scherptediepte (Voorbeeld)
Wanneer [Optisch voorbeeld] of [Digitaal voorbeeld]
is toegewezen aan P bij [RAW/Fx-knop] van [Knoppen
aanpassen] in het menu A4, dan kunt u de scherptediepte
controleren voordat u opnamen maakt. (p.105)
50
Belichtingscompensatie
De compensatiewaarde kan worden ingesteld tussen
-5 en +5 LW (-2 en +2 LW in de stand C).
1
Druk op J, en draai
vervolgens aan R.
e en de compensatiewaarde
worden tijdens instelling
weergegeven op het
statusscherm, het scherm van
Live weergave en in de zoeker.
Beschikbare bewerkingen
J Start/beëindigt de wijziging
van de compensatiewaarde.
Stelt de aanpassingswaarde terug naar
M
de standaardinstelling.
2 5 0
2 5 0
1/
1/
5.6
5.6
F F
1 6 0 0
1 6 0 0
99999
99999