4
Draai aan de functiekiezer
totdat R tegenover
de functie-indicatie staat.
De geselecteerde opnamestand
wordt weergegeven
op de monitor (Hulpdisplay).
y Instellingen
Geleidingsscherm (p.27)
5
Kijk door de zoeker voor een
beeld van het onderwerp.
Als u een zoomobjectief gebruikt,
draait u de zoomring naar rechts
of links om de beeldhoek
te wijzigen.
Functie-indicatie
Auto Picture
Auto Picture
2 5 0
2 5 0
1/
1/
5.6
5.6
F F
1 6 0 0
1 6 0 0
--
--
-- --
-- --
6
Breng het onderwerp binnen
het AF-kader en druk 0
half in.
De scherpstelindicatie (P)
verschijnt en u hoort een
geluidssignaal wanneer
het onderwerp scherp wordt.
7
Druk 0 volledig in.
De gemaakte opname wordt weergegeven op de monitor
(Momentcontrole).
Beschikbaar gebruik tijdens momentcontrole
Wist het beeld.
L
Vergroot de opname.
R
Slaat de RAW-gegevens op (alleen
wanneer een JPEG-opname was gemaakt
J
en de gegevens in de buffer blijven).
t Memo
• U kunt de knop f gebruiken om scherp te stellen
op het onderwerp. (p.56)
• U kunt selecteren of een piepgeluid wordt gemaakt en het
volume wijzigen bij [Geluidseffecten] in het menu D1. (p.27)
• U kunt de werking en scherminstellingen voor Momentcontrole
instellen bij [Momentcontrole] in het menu A4. (p.24).
Als [Weergavetijd] is ingesteld op y, zal Momentcontrole
worden getoond tot de volgende handeling.
2
Scherpstelindicatie
41