die geprogrammeerd wordt aan de rechterkant
verschijnen. Dit tweede Setup-nummer zal knipperen.
LED's
Aan de onderkant van het bedieningspaneel bevinden
zich een rode alarm LED, een gele waarschuwings
LED en een groene netspannings LED.
Indien bepaalde drempelwaarden worden
overschreden, gaan de alarm- en/of
waarschuwings led's branden terwijl er
tegelijkertijd op het bedieningspaneel een
status- en alarmtekst verschijnen.
De spanningsindicatie led gaat branden wanneer
de VLT frequentie-omvormer spanning krijgt,
of externe 24 V voeding; tegelijkertijd zal de
achterverlichting van het display aangaan.
Bedieningstoetsen
De bedieningstoetsen zijn onderverdeeld naar functies.
De toetsen tussen het display en de indicatieLED's
worden gebruikt voor de parameterinstelling, deze
omvat ook de keuze van de display-uitlezing
tijdens het normale bedrijf.
De toetsen voor de lokale besturing bevinden
zich onder de indicatie LED's.
MG.51.A3.10 - VLT is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
VLT
Serie 5000
Functies van de bedieningstoetsen
[DISPLAY / STATUS] wordt gebruikt om de
display-stand te selecteren, of om naar de
Display-stand terug te schakelen vanuit de Quick
menu-stand of de Menu-stand.
[QUICK MENU] wordt gebruikt voor het
programmeren van de parameters die tot de Quick
menu-stand behoren. Het is mogelijk om direct
om te schakelen tussen de Quick menu-stand en
de Menu-stand.
[MENU] wordt gebruikt voor het programmeren
van alle parameters. Het is mogelijk om direct om
te schakelen tussen de Quick menu-stand en de
Menu-stand.
[CHANGE DATA] wordt gebruikt voor het wijzigen
van de parameter die in de Quick menu-stand of
de Menu-stand geselecteerd is.
[CANCEL] wordt gebruikt indien de wijziging van
de geselecteerde parameter niet uitgevoerd dient
te worden.
[OK] wordt gebruikt voor het bevestigen van de
wijziging van de geselecteerde parameter.
[+/-] wordt gebruikt om een parameter te
selecteren en om de gekozen parameter te
wijzigen of om de uitlezing op regel 2 te wijzigen.
[<>] wordt gebruikt om de groep te selecteren
en om de cursor te bewegen bij het wijzigen van
numerieke parameters.
[STOP / RESET] wordt gebruikt om de
aangesloten motor te stoppen of om de VLT
frequentie-omvormer te resetten na een uitval (trip).
Via parameter 014 kan men kiezen of deze functie
wel of niet actief moet zijn. Indien stop geactiveerd
moet worden, zal de 2e regel knipperen en dient
[START] geactiveerd te worden.
[JOG] brengt de uitgangsfrequentie op een
voorgeprogrammeerde frequentie terwijl men de
toets ingedrukt houdt. Via parameter 015 kan men
kiezen of deze functie wel of niet actief moet zijn.
[FWD / REV] verandert de draairichting van de
motor, hetgeen wordt aangegeven door de pijl op
het display, dit echter alleen in Lokaal.
Via parameter 016 kan men kiezen of deze functie
wel of niet actief moet zijn.
[START] wordt gebruikt om de VLT
frequentie-omvormer te starten na een stop
via de "stop"-toets. Is altijd actief, maar kan
een stopcommando, dat is gegeven via de
aansluitstrip, niet opheffen.
71