Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Functietest; Bedrijfsdruk Van De Cv-Installatie Instellen; Drukbewaking En Oververhittingsbeveiliging; Bedrijfstemperaturen - Nefit IDU Monoblock 5-9 T Installatie-Instructie

Inhoudsopgave

Advertenties

12

Functietest

16.Contact PC0 PWM op de pomp aansluiten.
17.Deeltjesfilter SC1 reinigen.
18.Ventiel naar de cv-installatie openen; deeltjesfilter VC1 en SC1.
19.Druk na korte tijd controleren. Als de druk onder de streefwaarde
ligt, via het vulventiel bijvullen.
12
Functietest
De compressor van de buitenunit wordt voor het starten
voorverwarmd. Dat kan afhankelijk van de buitentempe-
ratuur tot 2 uur duren. De start vindt plaats als de com-
pressortemperatuur 10 K boven de
luchttoetredingstemperatuur ligt. Deze temperaturen
worden weergegeven in het diagnosemenu ( installa-
tie-instructies van de bedieningseenheid HMC300).
▶ Neem de installatie in bedrijf conform installatie-instructies van de
bedieningseenheid HMC300.
▶ Ontlucht de installatie conform hoofdstuk 10.
▶ Actieve componenten van de installatie conform de installatie-in-
structies van de bedieningseenheid HMC300 testen.
▶ Controleren of aan de startvoorwaarde voor de buitenunit is voldaan.
▶ Controleer of een verwarmings- of warmwatervraag aanwezig is.
-of-
▶ Warm water aftappen of de stooklijn verhogen, om een vraag te gene-
reren (eventueel de instelling voor CV-bedrijf af bij hogere buiten-
temperatuur veranderen).
▶ Controleren of de buitenunit start.
▶ Waarborgen dat geen actuele alarmen aanwezig zijn (zie installatie-
instructies van de bedieningseenheid HMC300).
-of-
▶ Storingen conform de installatie-instructies van de bedieningseen-
heid HMC300 verhelpen.
▶ Bedrijfstemperaturen conform hoofdstuk 12.3 controleren.
12.1

Bedrijfsdruk van de cv-installatie instellen

Aanwijzing op manometer
1 bar
Minimale vuldruk (bij koude installatie)
2,5 bar
Maximale vuldruk bij maximale temperatuur van het
cv-water: mag niet overschreden worden (het over-
stortventiel wordt geopend).
Tabel 10 Bedrijfsdruk
▶ Voor zover niet anders opgegeven, tot 1,5–2,0 bar vullen.
▶ Wanneer de druk niet constant blijft, controleren of de cv-installatie
lekdicht is en de inhoud van het expansievat voldoende is voor de cv-
installatie.
12.2

Drukbewaking en oververhittingsbeveiliging

Drukbewaking en oververhittingsbeveiliging zijn in serie geschakeld. Op
de bedieningseenheid HMC300 gegeven alarmen of informatie wijzen
dus op een te lage installatiedruk of een te hoge temperatuur op de over-
verhittingsbescherming van de elektrische bijverwarming.
OPMERKING: Materiële schade door drooglopen!
Wanneer de cv-pomp PC0 gedurende langere tijd bij een
te lage installatiedruk wordt gebruikt, kan deze bescha-
digd raken.
▶ Eventuele lekkages in de installatie bij het activeren
van de drukbewaking oplossen.
40
Het activeren van de drukbewaking blokkeert alleen de
elektrische bijverwarming. De circulatiepomp en de bui-
tenunit kunnen bij vorstgevaar verder werken.
Drukbewaking
De binnenunit heeft een drukbewaking, die wordt geactiveerd, zodra de
druk in de cv-installatie onder 0,5 bar zakt. Zodra de druk lager wordt
dan 0,5 bar, wordt de drukbewaking automatisch gereset.
▶ Waarborg, dat het expansievat en het overstortventiel voor de gespe-
cificeerde installatiedruk zijn gedimensioneerd, en controleer, of in
de installatie een extra expansievat nodig is.
▶ Installatie controleren op eventuele lekkages.
▶ De druk in de cv-installatie langzaam door vullen van water via het vul-
ventiel verhogen.
Oververhittingsbeveiliging
De oververhittingsbeveiliging wordt geactiveerd, wanneer de tempera-
tuur van de elektrische bijverwarming hoger wordt dan 95 °C.
▶ Controleer de installatiedruk.
▶ CV- en warmwaterinstellingen controleren.
▶ Oververhittingsbeveiliging resetten. Daarvoor de toets aan de onder-
kant van de aansluitkast indrukken ( [3], afb. 24).
12.3

Bedrijfstemperaturen

Controleer de bedrijfstemperaturen tijdens cv-bedrijf
(niet in warmwater- of koelbedrijf).
Voor optimaal installatiebedrijf moet het debiet door de binnenunit en
de cv-installatie worden gecontroleerd. Voer de controle uit na 10 minu-
ten warmtepompbedrijf bij hoog compressorvermogen.
Het temperatuurverschil over de warmtepomp moet voor de verschillen-
de cv-installaties worden ingesteld ( installatie-instructies van de be-
dieningseenheid HMC300):
▶ Bij vloerverwarming 5 K als temperatuurverschil verwarmen instel-
len.
▶ Bij radiatoren 8 K als temperatuurverschil verwarmen instellen.
Deze instellingen zijn voor de warmtepomp optimaal.
Controleer het temperatuurverschil bij hoog compressorvermogen:
▶ Diagnosemenu openen.
▶ Monitorwaarden kiezen.
▶ Warmtepomp selecteren.
▶ Temperaturen kiezen.
▶ Aanvoertemperatuur primair (warmtedrager uit, sensor TC3) en re-
tourtemperatuur (warmtedrager in, sensor TC0) in cv-bedrijf afle-
zen. De aanvoertemperatuur moet hoger zijn dan de
retourtemperatuur.
▶ Verschil TC3 – TC0 berekenen.
▶ Controleer, of het verschil overeenkomt met de voor cv-bedrijf inge-
stelde delta-waarde.
Bij te hoog temperatuurverschil:
▶ Ontlucht de cv-installatie.
▶ Filters reinigen.
▶ Leidingafmetingen controleren.
IDU Monoblock 5-17 T/TS • 6 720 817 794 (2015/08)

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave