Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Cv-Installatie Spoelen; Checklist; Bedrijf Zonder Buitenunit (Standalone-Bedrijf); Installatie Met Koelbedrijf - Nefit IDU Monoblock 5-9 T Installatie-Instructie

Inhoudsopgave

Advertenties

Installatie
Waterkwaliteit
Waterhardheid
Zuurstofgehalte
Koolstofdioxide, CO
2
-
Chloorionen, Cl
2-
Sulfaat, SO
4
Geleidbaarheid
Tabel 9 Waterkwaliteit
1) Bij een verhoogd chloorgehalte moet een beschermingsanode (accessoire)
in de boiler gemonteerd worden. Wanneer een beschermingsanode aanwe-
zig is, moet deze bij de inbedrijfname worden bevestigd.
7.4

CV-installatie spoelen

OPMERKING: Schade aan de installatie door resten in
de leidingen!
Resten en deeltjes in de cv-installatie beïnvloeden de
doorstroming en veroorzaken storingen.
▶ Spoel het leidingsysteem grondig door voor het aan-
sluiten van de warmtepomp, om vreemde deeltjes
eruit te verwijderen.
De binnenunit is een onderdeel van een cv-installatie. Storingen van de
binnenunit zijn mogelijk door een gebrekkige waterkwaliteit in de radia-
toren of leidingen van de vloerverwarming of door een aanhoudend hoog
zuurstofgehalte in de installatie.
Door zuurstof worden corrosieproducten gevormd in de vorm van mag-
netiet en afzettingen.
Magnetiet heeft een slijpende werking, die in pompen, ventielen en on-
derdelen met turbulente stroming tot uiting komt, bijvoorbeeld in de
condensator.
In cv-installaties, die regelmatig moeten worden bijgevuld of waarbij ge-
nomen watermonsters niet helder zijn, moeten voor de installatie van de
buitenunit maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld door inbouwen
van magnetietfilters en ontluchters.
7.5

Checklist

Elke installatie is individueel verschillend. De volgende
checklist bevat een algemene beschrijving van de aanbe-
volen installatiestappen.
1. Inlaatcombinatie aan de binnenunit ( hoofdstuk 5.1.1) en vulven-
tiel monteren:
2. Lekwaterslang resp. leidingen van de binnenunit monteren.
3. Verbinding tussen de buitenunit en de binnenunit tot stand brengen
(installatie-instructies van de warmtepomp).
4. Binnenunit op de cv-installatie aansluiten (hoofdstuk 7.11).
5. Buitentemperatuursensor (hoofdstuk 7.18.3) en eventueel ka-
merthermostaat monteren.
6. CAN-BUS-kabel tussen de buitenunit en de binnenunit aansluiten
(hoofdstuk).-leidingen tussen de buitenunit en de binnenunit aan-
sluiten (hoofdstuk 8.1).
7. Juiste positie van de sensors in acht nemen: aanvoersensor T0. Bij
buffervaten - in de buffervat in de bijbehorende dompelhuls. Bij ge-
bruik van een open verdeler T0 dicht bij de openverdeler (aanvoer
verwarmingsnet) plaatsen.
8. Eventuele accessoires monteren (mengmodule, zonnemodule,
zwembadmodule enz.).
9. Indien nodig EMS-BUS kabel op accessoire aansluiten
(hoofdstuk 8.2).
10.Boiler vullen en ontluchten.
IDU Monoblock 5-17 T/TS • 6 720 817 794 (2015/08)
< 3°dH
< 1 mg/l
< 1 mg/I
1)
< 250 mg/I
< 100 mg/I
< 350 μS/cm
11.Indien ook accessoires worden gebruikt, moet de bijbehorende in-
stallatie-instructie worden geraadpleegd.
12. Voor de bedrijfsstart de cv-installatie vullen en ontluchten
(hoofdstuk 7.19).
13.CV-installatie op het elektriciteitsnet aansluiten (hoofdstuk 8).
14.CV-installatie in bedrijf stellen. Daarvoor de benodigde instellingen
via de bedieningseenheid HMC300 uitvoeren (installatie-instruc-
ties bedieningseenheid HMC300).
15.CV-installatie ontluchten (hoofdstuk 10).
16.Controleer of alle sensoren correcte waarden weergeven
(hoofdstuk 14).
17.Deeltjesfilter controleren en reinigen (hoofdstuk 14).
18. Werking van de cv-installatie na de bedrijfsstart controleren ( in-
stallatie-instructies bedieningseenheid HMC300).
7.6

Bedrijf zonder buitenunit (standalone-bedrijf)

De binnenunit kan zonder aangesloten buitenunit in bedrijf worden ge-
nomen, bijvoorbeeld wanneer de buitenunit pas later wordt gemon-
teerd. Dit wordt standalone-bedrijf genoemd.
In standalone-bedrijf gebruikt de binnenunit uitsluitend de geïntegreer-
de elektrische bijverwarmer voor het verwarmen en voor de warmwater-
bereiding.
Indien de binnenunit en de cv-installatie voor het aanslui-
ten van de buitenunit worden gevuld, de in- en uitgang
van de binnenunit richting de buitenunit met elkaar ver-
binden om circulatie te waarborgen.
▶ Alle eventueel aanwezige afsluiters in het warmtege-
leidercircuit openen.
Bij inbedrijfname in standalone-bedrijf:
▶ Kies in het servicemenu Standalone-bedrijf de optie Ja ( installa-
tie-instructies van de bedieningseenheid HMC300).
7.7

Installatie met koelbedrijf

Een voorwaarde voor het koelbedrijf is de installatie van
een kamerthermostaat (accessoire).
De installatie van een kamerthermostaat met geïnte-
greerde vochtsensor (accessoire) vergroot de betrouw-
baarheid van het koelbedrijf, omdat de
aanvoertemperatuur in dit geval automatisch via de be-
dieningseenheid HMC300 overeenkomstig het actuele
dauwpunt wordt geregeld.
▶ Isoleer alle leidingen en aansluitingen ter bescherming tegen conden-
satie.
▶ Kamerthermostaat met geïntegreerde vochtsensor (instructies
voor de betreffende kamerthermostaat).
▶ Dauwpuntsensor monteren ( hoofdstuk 7.17).
▶ Automatisch bedrijf verwarmen/koelen kiezen ( installatie-in-
structies bedieningseenheid HMC300).
▶ Noodzakelijke instellingen voor het koelbedrijf uitvoeren: inschakel-
temperatuur, inschakelvertraging, verschil tussen kamertempera-
tuur en dauwpunt (offset) en minimale aanvoer ( installatie-
instructies van de bedieningseenheid HMC300).
▶ Temperatuurverschil (delta) via de warmtepomp instellen ( instal-
latie-instructies bedieningseenheid HMC300).
▶ Schakel vloerverwarmingscircuits in vochtige ruimtes uit (bijvoor-
beeld badkamer en keuken), eventueel via dauwpuntsensoren op de
relaisuitgang PK2 aansturen ( hoofdstuk 8.4).
7
15

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave