6
Voorschriften
5.2
Leidingaansluitingen
Leidingafmetingen (mm)
Cv-systeem
CU-klemringverbinding
Koud- en warmwater
Roestvaste klemringverbinding
Buitenunit
CU-klemringverbinding
Afvoer
Tabel 8 Leidingafmetingen
1) Zie aansluitingen aan de inlaatcombinatie
6
Voorschriften
Bij de installatie en inbedrijfname van de warmtepomp moeten de be-
sluiten, richtlijnen, technische reglementen, normen en voorschriften
nauwkeurig gerespecteerd worden in hun huidige versie.
• NEN 14511: (warmtepompen met elektrisch aangedreven compres-
sor voor verwarmen, eisen aan toestellen voor ruimteverwarming en
voor verwarmen van warm water.
• NEN 378: (veiligheidstechnische en milieurelevante eisen aan koel-
installaties en warmtepompen).
• NEN 1010 (veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties).
• F-gassen verordening.
• Eventuele lokale voorschriften zoals bouw- en brandvoorschriften.
• CE-markering.
• De CE markering geeft aan dat de apparaten die in deze handleiding
worden beschreven, voldoen aan de volgende richtlijnen:
– Europese Richtlijn 2004-108 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over elektromagnetische compatibiliteit.
– Europese Richtlijn 2006-95 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over laagspanning.
– Europese Richtlijn 1997-23 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa over over de druk van apparatuur.
– Europese richtlijn 2007-1494 van de Commissie van 17 decem-
ber 2007 tot vaststelling, overeenkomstig richtlijn 2006-842
van het Europees Parlement en de Raad van Europa, van de vorm
van etiketten en aanvullende etiketteringseisen betreffende pro-
ducten en apparatuur die bepaalde gefluoresceerde broeikasgas-
sen bevatten.
– Europese richtlijn 2006-842 van het Europees Parlement en de
Raad van Europa van 17 mei 2006 over bepaalde gefluoresceer-
de Broeikasgassen (PB van 14 juni 2006).
• EN 12828 (cv-systemen in gebouwen - ontwerp van warmwater-ver-
warmingsinstallaties)
• EN 60335 (veiligheid van elektrische apparatuur voor huishoudelijk
gebruik en soortgelijke doeleinden)
• Deel 1 (algemene eisen)
• deel 2–40 (bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven warmte-
pompen, airconditioning en kamerontvochtigers)
14
7
Binnenunit
1)
Ø 28
Ø 22
Ø 28
Ø 32
7.1
▶ Aansluitleidingen voor cv-installatie en koud/warm water in het ge-
bouw moeten tot aan de installatieplaats van de binnenunit worden
geïnstalleerd.
7.2
▶ Voer de verpakking af overeenkomstig de instructies daarop ver-
meld.
▶ Pak de meegeleverde accessoire uit.
7.3
Warmtepompen werken bij lagere temperaturen als andere cv-installa-
ties waardoor de thermische ontgassing minder effectief is en het reste-
rende zuurstofgehalte hoger is dan bij elektrische/olie-/
gasverwarmingen. Daardoor is de cv-installatie bij agressief water ge-
voeliger voor corrosie.
Uitsluitend additieven voor het verhogen van de pH-waarde gebrui-
ken en het water schoon houden.
De aanbevolen pH-waarde is 7,5 – 9.
Installatie
OPMERKING: Gevaar voor storingen door verontreini-
gingen in de leidingen!
Vaste stoffen, metaal-/kunststofspanen, hennep- en
weefselbandresten en dergelijke materialen kunnen zich
in pompen, ventielen en warmtewisselaars afzetten.
▶ Voorkom het binnendringen van vaste stoffen in het
leidingsysteem.
▶ Leidingcomponenten en -verbindingen niet direct op
de vloer plaatsen.
▶ Zorg er bij het ontbramen voor, dat geen spannen in
de leidingen achterblijven.
OPMERKING: Let er bij het vervangen van de tempera-
tuursensor op dat u de juiste sensor met de bijbehoren-
de eigenschappen ( pagina 42) gebruikt. Gebruik van
temperatuursensors met andere eigenschappen veroor-
zaakt problemen, omdat de verkeerde temperatuur
wordt aangestuurd. Dit kan leiden tot persoonlijk letsel
of brandwonden dan wel materiële beschadigingen door
een te hoge of te lage temperatuur. Minder comfort kan
ook het gevolg van gebruik van een verkeerde sensor
zijn.
De installatie mag alleen door een erkende installateur
worden uitgevoerd. De installateur moet de geldende re-
gels, voorschriften en instructies in de installatie- en ge-
bruikersinstructie respecteren.
Voorbereidende leidingaansluitingen
De afvoerbuis van het overstortventiel in de binnenunit
moet beschermd tegen bevriezing worden gemonteerd,
de afvoerbuis moet voor een goede afvoerfunctie zicht-
baar in een afvoer uitmonden.
Opstellen
Waterkwaliteit
IDU Monoblock 5-17 T/TS • 6 720 817 794 (2015/08)