UITGAVE 05/2017
GEBRUIKSAANWIJZING
8.3
PERIODIEKE CONTROLE VAN DE HANDINSTALLATIE
8.3.1 AIRFLUID-VERSIE
50
60
40
m /h
3
Ø
30
Tri
3.0
5.5
12
1.5
4.5
11
20
0.5
3.5
10
9
0.3
2.5
8
10
0.1
2.0
100
%
0
%
P_01785
P_1789
5
4
2
1
P_01787
BESTELNUMMER DOC2388048
70
80
90
17
SP RI N T X
EPG
H
6
3
Werkvolgorde:
1. Laat de trekker van het spuitpistool los.
De hoogspanning en het poedertransport
worden uitgeschakeld.
2. Transportinrichting onder de injector optillen
en uit het vat tillen tot de klembeugel H naar
beneden draait.
3. Transportinrichting
parkeerpositie laten zakken en naar de
rechterkant draaien, zodat er geen poeder meer
wordt getransporteerd.
4. Houd het pistool in de spuitcabine en start de
spoelfunctie door op toets "Spoelen" 17 te
drukken.
De injector en de slangen worden
doorgespoeld.
5. Schakel het besturingsapparaat uit.
6. Draai de wartelmoer op de poedertransportslang
3 los en koppel de poedertransportslang 3 van
de injector 4 los.
7. Koppel de rode transportluchtslang 5 los van
de injector 4.
8. Maak de blauwe doseerluchtslang 6 los van de
poederinjector 4.
9. Trek de fluidiseerluchtslang (zwart) van de
aanzuigstomp 2.
10. Trek de poederinjector 4 uit de
aanvoerinrichting 1.
11. Controleer de injector 4 op slijtage en vervang
zonodig de versleten delen.
Slijt- en andere onderdelen vindt u in
het
desbetreffende
gebruiksaanwijzing van de poederinjector.
12. Trek de transportinrichting 1 uit de houderarm.
13. Blaas de aanzuigbuis van de aanvoereenheid
1 grondig door en wrijf deze schoon met een
droge doek.
14. Controleer of de fluïdisatieschijf onder op de
transportinrichting verstopt is en vervang de
schijf indien nodig.
SPRINT XE
naar
beneden
in
de
hoofdstuk
in
de
52