Verwarmingsperioden
(501 tot 560, 521 tot 526
541 tot 546, 561 tot 566)
Standaardwaarden
(516,536,556,576)
Begin
( 642, 652, 662)
Einde
(643, 653, 663)
Serviceniveau
(648, 658, 668)
Comfortinstelling
(710, 1010, 1310)
Verlaagde instelling
(712, 1012, 1312 )
Vorstbescherming
instelling
(714, 1014, 1314)
Stooklijn
(720, 1020, 1320)
Het is mogelijk om, per verwarmingskring, tot 3 verwarmingsperioden in te
stellen. Deze zijn actief gedurende, in de vóórselectie bepaalde, dagen
(Programma nrs. 500, 520, 540 en 560).
Gedurende de verwarmingsfase wordt de verwarming gestuurd volgens de
ingestelde comfort omgevingstemperatuur. Buiten de verwarmingsfasen
wordt de verwarming gestuurd volgens de ingestelde verlaagde
omgevingstemperatuur.
De tijdprogramma's zijn enkel actief in de werkingmodus "Automatisch"
Afstelling van de standaardwaarden opgenomen in het bedieningbord.
Vakantieprogramma's
Het vakantieprogramma laat toe om, gedurende een bepaalde
vakantieperiode, de verwarmingskringen op een gekozen werkingsniveau
af te stellen
Het begin van de vakantieperiode inbrengen.
Het einde van de vakantieperiode inbrengen.
Selectie van het service niveau (waarde van de verlaagde temperatuur of
de anti-vorstbescherming) voor het vakantieprogramma.
De vakantieprogramma's zijn enkel actief in de werkingmodus
"Automatisch".
Verwarmingskringen
Instelling van de omgeving comforttemperatuur.
Instelling van de verlaagde omgeving temperatuur om deze laatste
gedurende bijkomende uitbatingtijden te verlagen (s' nachts of bij
afwezigheid, enz..).
Instelling van de vorstbescherming temperatuur om een te grote daling van
de omgevingtemperatuur te voorkomen.
De vertrektemperatuur wordt aan de hand van de stooklijn bepaald. Ze
wordt, in functie van de buitentemperatuur, gebruikt om de
vertrektemperatuur bij te sturen.
Programmering