5.13
Jking van het thermisch relais
Het thermisch relais (Afb. 24) dient om beschadiging van de mo-
tor te voorkomen, te wijten aan een sterke verhoging van de
stroomabsorptie of als een fase ontbreekt.
Raadpleeg voor de ijking 2) de tabel op het elektriciteitsschema
(elektrische aansluitingen ten laste van de installateur).
Druk op de drukknop "RESET" 1) om te ontgrendelen in het geval
dat het thermisch relais in werking treedt.
De "STOP"knop 3) opent het contact NC (95-96) en legt de motor
stil.
Steek een schroevendraaier in het venster "TEST/TRIP" 4) en
verplaats hem in de richting van de pijl (naar rechts) om de test
van het thermisch relais uit te voeren.
Het automatisch opnieuw in werking zetten kan
gevaarlijk zijn.
Deze werkzaamheid is niet voorzien in de werking
OPGELET
van de brander.
5.14
Rotatie motor
De brander is niet voorzien van een controlesysteem van de se-
quentie van de fasen, waardoor het kan zijn dat de rotatie van de
motor niet correct is.
Wanneer de brander in werking wordt gesteld,
moet u zich voor de koelventilator van de motor
ventilator stellen en controleren of hij linksom
draait (Afb. 25).
OPGELET
Als dit niet het geval mocht zijn:
plaats de schakelaar van de brander in positie "0" (uitge-
schakeld) en wacht tot de controledoos de fase van de uit-
schakeling uitvoert;
schakel de spanning vanaf het hoofdpaneel uit;
keer de fasen op de driefasige voeding om.
Deze handeling moet uitgevoerd worden wanneer
de stroomtoevoer uitgeschakeld is.
GEVAAR
20087221
Installatie
24
NL
3
1
4
2
D11821
20079199
Afb. 24
Afb. 25