4.14 Servomotor (SQN13...)
Voorwoord
De servomotoren waarmee de branders van de serie RS uitge-
rust zijn, handelen rechtstreeks op de luchtklep en op de
gassmoorklep, zonder mechanisme hendels, maar langs de tus-
senkomst van een elastische koppeling.
Ze worden bediend door de controledoos, die hun positie con-
stant controleert door middel van een terugloopsignaal van de
optische sensor in de servomotor.
Belangrijke aantekeningen
Het valt aan te raden om onderstaande voorschrif-
ten te volgen om ongevallen, schade aan voor-
werpen of omgeving te voorkomen!
OPGELET
Open, wijzig of forceer de actuatoren niet. De ac-
tuator is voorzien van een optisch feedback sys-
teem.
Alle werkzaamheden (voor montage, installatie en hulp,
enz.) moeten door gekwalificeerd personeel uitgevoerd wor-
den.
Voordat de bedrading wordt gewijzigd in de zone van de
aansluiting van de servomotor moet het controlesysteem
van de brander compleet geïsoleerd worden van de stroom-
toevoer van het net (omnipolaire scheiding).
Beveilig, om elektrocutierisico's te voorkomen,de aansluit-
klemmen op gepaste wijze en bevestig de kap op de cor-
recte wijze.
In geval van montage, installatie, onderhoud, enz... moet
gecontroleerd worden dat de bedrading en de parameterbe-
paling OK zijn.
Vallen en stoten hebben een negatieve invloed op de veilig-
heidsfuncties. In zulke gevallen moet de eenheid niet in wer-
king gezet worden, ook niet als hij niet zichtbaar beschadigd
is.
Aantekeningen voor de installatie
Controleer of de van toepassing zijnde nationale veilig-
heidsnormen in acht genomen worden.
De verbinding tussen de aandrijfas van de actuator en het
controle-element moet stijf zijn, zonder mechanische spe-
ling.
Het aanhaalmoment voor de bevestigingsschroeven moet
1,5 Nm zijn. Er wordt aanbevolen om deze waarde niet te
overschrijden zodat schade aan de servomotor wordt ver-
meden.
Om overmatige belasting op de lagers te wijten aan stijve
moffen te voorkomen, valt het aan te raden om compensa-
tiekoppelingen zonder speling te gebruiken (bijv. koppelin-
gen met metalen balgen).
Er wordt aanbevolen om de verbinding van de drijfas groter
te dimensioneren met betrekking tot het nominale koppel
van de actuator.
Het stopkoppel wordt beperkt wanneer de actuator wordt
losgekoppeld van het net.
Houd de hoogspanningskabels van de ontsteking altijd
gescheiden van de controledoos van de andere kabels, en
respecteer de mogelijke maximum afstand.
20073568
Technische beschrijving van de brander
20
D8083
Technische gegevens
Voedingsspanning
Veiligheidsklasse
Verbruik van vermogen
Hoekafstelling, gebruiksin-
terval
Beschermingsgraad
Werkingsveld
Openingstijd 0-90°
Rotatierichting
Werkingskoppel
Koppel indien uitgescha-
keld
Kabellengte
Radiale belasting op lagers N 30
Axiale belasting op lagers Max. 5 N
Gewicht
Verbindingskabel
Omgevingsvoorwaarden:
Werking
Klimaatvoorwaarden
Mechanische voorwaarden
Temperatuurveld
Vochtigheid
Condensatie, ijsvorming en waterinsijpeling zijn
niet toegestaan!
OPGELET
NL
Afb. 10
AC / DC 24 V ± 20 %
(lading op interface)
EN 60730 deel 1-14
max. 7.5 W
max 90°
IP40
0-90°
Min 5 sec.
Max 120 sec. afhankelijk van het
type van controledoos
Linksom
0,7 Nm
0,4 Nm
1,2 m
Ong. 0,3 kg
RAST2.5
DIN EN 60721-3-3
Klasse 3K3
Klasse 3M3
-10 ... +60 °C
< 95% RV
Tab. I