Verwarmen, warm water & klimaatBeheersing
12
De bedrijfsthermostaat van de verwarming registreert de vloeistoftemperatuur en de verwarmingsinstallatie warmt de
vloeistof op die in de installatie circuleert.
Als de ingestelde temperatuur is bereikt, wordt de circulatiepomp uitgeschakeld.
De bedrijfsthermostaat registreert dat de vloeistof de ingestelde temperatuur heeft bereikt en het verwarmingstoestel
wordt uitgeschakeld.
Zodra de vloeistoftemperatuur enkele graden is gedaald, wordt het verwarmingstoestel weer ingeschakeld.
Zodoende is er, als de thermostaat de verwarming in werking zet, altijd opgewarmde vloeistof in het verwarmingscircuit.
12.8.2
Centrale verwarming: Optimaal warmtecomfort
Om het principe van op water gebaseerde warmte zo goed mogelijk te benutten, is het belangrijk dat de verwarmde lucht
onder de bedkasten en achter de rugkussens vrij kan circuleren.
Belangrijk is ook dat kussens en dekens de luchtcirculatie achter de rugkussens niet belemmeren.
12.8.3
Centrale verwarming: Circulatiepomp
LET OP!
Bij permanente werking van de 12V circulatiepomp moet erop worden gelet dat de levensduur van de
motor aanzienlijk afneemt!
In het expansievat bevindt zich een 12V circulatiepomp die de verwarmde glycolvloeistof in het verwarmingssysteem laat
circuleren. Afhankelijk van de warmtebehoefte regelt het ruimtethermostaat het in- en uitschakelen van de circulatiepomp.
12.8.4
Centrale verwarming: expansievat
Het expansievat bevindt zich in de klerenkast. Hier kan het niveau van de glycolvloeistof worden afgelezen. Dit moet bij
een koud verwarmingstoestel ca. 1 cm boven de "MIN"-markering staan (zie Afb. 65).
Het verwarmingscircuit moet worden gevuld met een glycolmengsel van 40%, zoals dat ook bij automotoren wordt ge-
bruikt. Als het verwarmingssysteem aan temperaturen onder -25 °C wordt blootgesteld, moet het glycolgehalte worden
verhoogd, echter niet boven 50 %. Voordat nieuwe vloeistof wordt bijgevuld, moet het feitelijke glycolgehalte worden
gecontroleerd om een te hoge concentratie glycol in het vloeistofmengsel te voorkomen.
Het glycolmengsel moet om de twee jaar worden vervangen, omdat belangrijke eigenschappen zoals bijv. corrosiebe-
scherming op den duur afnemen.
LET OP!
Het verwarmingssysteem mag nooit zonder glycolmengsel worden gebruikt!
Als het vloeistofniveau in het expansievat meer dan door normale verdamping daalt, moet het gehele verwarmingssys-
teem worden onderzocht op lekkages.
Als er glycolmengsel uit is gelopen, moet de betreffende plek grondig met water worden schoongespoeld en nagedroogd.
122
109-0031-01NL - 20/10