4. Breng de CIM module aan door deze uit te lijnen
met de drie kunststof houders (afb. 51, A) en de
verbindingsplug (afb. 51, B). Druk de module
vast met uw vingers.
A
Afb. 51 Bevestigen van de CIM module
5. Breng de bout aan (afb. 50, A) en draai deze vast
met een draaimoment van 1,3 Nm.
6. Breng de elektrische verbindingen met de CIM
module tot stand zoals beschreven in de instruc-
ties die zijn meegeleverd met de module.
7. Verbind de kabelafschermingen van de buska-
bels met de aarde via een van de aardklemmen
(afb. 52, A).
Afb. 52 Verbinden van de kabelafschermingen
met aarde
8. Leid de draden voor de CIM module. Bekijk het
voorbeeld in afb. 53.
B
Afb. 53 Voorbeeld van het leiden van draden
9. Bevestig de CIM deksel.
10. Als de CIM module is geleverd met een
FCC-label, brengt u dit aan op de klemmenkast.
Zie afb. 54.
A
Afb. 54 FCC-label
11. Breng de deksel van de klemmenkast (afb. 48, B)
aan en draai de vier bevestigingsbouten (afb. 48,
A) kruislings vast tot 6 Nm.
Zorg ervoor dat de deksel van de klem-
menkast is uitgelijnd met het bedienings-
paneel. Zie paragraaf
17. Wijzigen van de
positie van het
bedieningspaneel.
FCC
53