7.7 Signaalkabels
Gebruik afgeschermde kabels met een aderdoor-
2
snede van min. 0,5 mm
externe aan/uit-schakelaar, digitale ingangen, set-
point en sensorsignalen.
De kabelafscherming dient aan beide uiteinden van
de kabel met de behuizing verbonden te worden. De
afscherming moet zo dicht mogelijk bij de klemmen
zitten. Zie afb. 13.
Afb. 13 Gestripte kabel met afscherming en
draadaansluiting
De schroeven voor het bevestigen van de afscher-
ming op de behuizing dienen altijd te worden vastge-
draaid ongeacht of er wel of geen kabel aangesloten
is.
De aansluitdraden in de klemmenkast van de motor
moeten zo kort mogelijk zijn.
16
2
en max. 1,5 mm
voor
7.8 Busverbindingskabel
7.8.1 Nieuwe installaties
Gebruik voor de busverbinding een afgeschermde
3-aderige kabel met een aderdoorsnede van min. 0,5
2
2
mm
en max. 1,5 mm
.
Als de motor is aangesloten op een unit met een
kabelklem die identiek is aan degene die op de
motor is gebruikt, sluit dan de afscherming aan op
deze kabelklem.
Als de unit geen kabelklem heeft zoals weergegeven
in afb. 14, sluit dan dit uiteinde van de afscherming
niet aan.
A
1
2
Y
3
B
Afb. 14 Aansluiting met een 3-aderige afge-
schermde kabel
7.8.2 Een motor vervangen
Als er een 2-aderige afgeschermde kabel is gebruikt
in de bestaande installatie, sluit deze dan aan zoals
getoond in afb. 15.
A
1
Y
2
B
Afb. 15 Aansluiting met een 2-aderige afge-
schermde kabel
Als u een afgeschermde 3-aderige kabel hebt
gebruikt in de installatie, volgt u de instructies uit
paragraaf
7.8.1 Nieuwe
installaties.
Motor
A
1
2
Y
3
B
Motor
A
1
Y
2
B