5
Installatie
5.1
Positionering van de ketel
Afb.13
Ophangen ketel
1
2
3
4
5
5.2
Installatie doorspoelen
7703955 - v.05 - 16072021
Belangrijk
Om pendelen te voorkomen, zorg voor een minimum
watercirculatie door gebruikmaking van een bypass of open
verdeler.
Voor meer informatie, zie
Wijzigen van de standaard ΔT-instelling, pagina 46
Dankzij de ophangstrip aan de achterzijde van de mantel, kan de ketel
direct aan de ophangbeugel gehangen worden.
De ketel wordt geleverd met een montagesjabloon.
1. Plak de montagesjabloon van de ketel met plakband op de muur.
Waarschuwing
Controleer met een waterpas of het montagesjabloon perfect
horizontaal hangt.
Bescherm de ketel tegen bouwstof en dek de aansluitpunten
van de rookgasafvoer en luchttoevoer af. Verwijder deze
afdekking pas bij montage van de betreffende aansluitingen.
2. Boor 2 gaten van Ø 10 mm.
Belangrijk
De extra gaten in de ophangbeugel zijn bedoeld voor het geval
dat één van beide bevestigingsgaten een goede bevestiging van
de plug onmogelijk maakt.
3. Plaats de Ø 10 mm pluggen.
4. Verwijder het montagesjabloon.
5. Bevestig de ophangbeugel met de meegeleverde Ø 10 mm bouten
aan de muur.
6. Hang de ketel op aan de ophangbeugel.
AD-0000018-02
De installatie moet worden uitgevoerd volgens de geldende wettelijke
voorschriften, de regels van goed vakmanschap en de aanbevelingen in
deze handleiding.
Voordat er een nieuwe ketel op een installatie kan worden aangesloten,
moet de gehele installatie grondig worden gereinigd en doorgespoeld.
Hierdoor worden resten van het installeren (lasslakken,
bevestigingsmiddelen enz.) en opgehoopt vuil (slib, slijk enz.) verwijderd
Belangrijk
Spoel de CV-installatie door met minimaal drie keer de inhoud
van de installatie.
Spoel de sanitair-warmwaterleidingen door met minimaal 20
keer de inhoud van de leidingen.
5 Installatie
AMC
21