Opties selecteren voor een individuele taak (Windows)
Als u speciale afdrukopties wilt gebruiken voor een specifiek taak, dient u de instellingen van het
stuurprogramma te wijzigen voordat u de taak naar de printer stuurt. Indien u bijvoorbeeld
Fotoafdruk-kwaliteitmodus wilt gebruiken voor een bepaalde afbeelding, dan selecteert u deze
instelling in het stuurprogramma voordat u de taak afdrukt.
1. Ga, met het gewenste document of afbeelding open in uw applicatie, naar het dialoogvenster Print
(Afdrukken) .
2. Selecteer de Epson AcuLaser C1750 serie en klik op Preferences (Voorkeuren) om de print
driver te openen.
3. Maak uw keuzes op de tabbladen van het stuurprogramma. Zie de volgende tabel voor specifieke
afdrukopties.
Opmerking:
In Windows kunt u huidige afdrukopties opslaan met een bepaalde naam en deze toepassen op
andere afdruktaken. Maak keuzes op het tabblad Paper/Output (Papier/aflevering), Image
Options (Beeldopties), Layout (Opmaak), Watermarks (Watermerken), of Advanced
Settings (Geavanceerde instellingen), en klik dan op Opslaan onder Saved Settings
(Opgeslagen instellingen) op het tabblad Paper/Output (Papier/aflevering). Klik op Help voor
meer informatie.
4. Klik op OK om uw keuzes op te slaan.
5. Druk de taak af.
Zie de volgende tabel voor specifieke afdrukopties:
Epson AcuLaser C1750 Series
Gebruikershandleiding
Afdrukbasics
125