Nominale frequentie: voor het specificeren van de standaard frequentie van het verdeelnet.
Auto: De PEL detecteert de frequentie van de stroom op het verdeelnet.
50Hz, 60Hz en 400Hz: De PEL zal deze frequentie gebruiken voor zijn metingen.
Opmerking: De modus Auto kan tot incoherenties leiden op een onstabiel verdeelnet als de frequentie varieert.
4.3.4. STROOMSENSOREN EN TRANSFORMATIEVERHOUDINGEN
De verhoudingen (en het type) van de stroomsensoren worden automatisch bepaald door het identificeren van de stroomsensor
die gedetecteerd is op de weg 1 of de weg 2 als de stroomsensor van de weg 1 afwezig is, of op de weg 3 als de stroomsensoren
van de wegen 1 en 2 afwezig zijn.
Opmerking: De stroomsensoren moeten alle van hetzelfde type zijn. Zo niet, dan wordt uitsluitend het type van de op I1
aangesloten sensor gebruikt voor de keuze van de stroomsensoren.
Zie voor een uitgebreide omschrijving van de stroomsensoren § 5.2.4.
MiniFlex
/AmpFlex
: voor het selecteren van het stroombereik van de stroomsensoren AmpFlex
®
®
Aantal toeren van de MiniFlex
AmpFlex
/MiniFlex
®
Opmerking: De maximale stroomwaarde van de stroomsensor AmpFlex
het aantal toeren gedeeld.
Tang MN93A (5A): voor het specificeren van de nominale primaire stroom van een externe transformator die gebruikt wordt
met de ampèremeter MN93A in het bereik 5A.
Verloopkastje 5A: voor het specificeren van de nominale primaire stroom van een externe transformator die met het verloop-
kastje 5A gebruikt wordt.
Stroomsensor met BNC-adapter: voor het specificeren van de nominale primaire stroom van een stroomsensor die met de
BNC-adapter gebruikt wordt. De nominale primaire stroom produceert een spanning van 1V bij de uitgang van de stroomsensor.
De piekspanning bij de uitgang bedraagt niet meer dan 1,7V.
Waarschuwing: de potentiaal van de interne geleiders van de BNC-adapter en van de geleiders van de
stroomsensor die op de BNC-adapter zijn aangesloten, is dat van de klem van de nulleider op de PEL. Als de
klem van de nulleider per ongeluk wordt aangesloten op een fasespanning, dan kan de door de BNC-adap-
ter op de PEL aangesloten stroomsensor naar de spanning van de fase gebracht worden. Om elektrische
schokken en het risico van kortsluiting te voorkomen, moet u altijd stroomsensoren gebruiken die aan de norm
IEC 61010-2-032 beantwoorden.
Opmerking: De nominale stroom I of de primaire stroom staat aangegeven op de display van de PEL 103. Er
wordt geen secundaire stroom weergegeven.
Transformatieverhoudingen van de stroom
Parameter
Primaire stroom
Secundaire stroom
Opmerking: De volgende voorwaarden moeten vervuld zijn, omdat anders de configuratie door PEL Trans-
fer afgewezen wordt.
-nominale primaire spanning van de TT > nominale secundaire spanning van de TT
-nominale primaire spanning van de TT × nominale primaire stroom van de TC <650 MVA
/AmpFlex
®
®
rond de geleider aan te geven.
®
Bereik
5A tot 25.000A
5A
rond de fasen/de nulleider: om het aantal windingen van de stroomsensor
/MiniFlex
®
Incrementen
1A
-
Tabel 10
48
/MiniFlex
®
(maximale waarde van het bereik) wordt door
®
.
®