3.4.3.5. Driefasen met 3 draden Y (met 2 stroomsensoren): 3P-3WY2
Voor driefasen metingen met 3 draden in ster met twee stroomsensoren:
Sluit het meetsnoer V1 aan op de geleider van de fase L1
Sluit het meetsnoer V2 aan op de geleider van de fase L2
Sluit het meetsnoer V3 aan op de geleider van de fase L3
Sluit de stroomsensor I1 aan op de geleider van de fase L1.
Sluit de stroomsensor I3 aan op de geleider van de fase L3.
Controleer op de stroomsensoren of de stroompijl op de lading gericht is. U
verzekert zich er zo van dat de fasehoek correct is voor de vermogensmetingen
en de andere metingen die van de fase afhangen.
3.4.3.6. Driefasen met 3 draden Y (met 3 stroomsensoren): 3P-3WY
Voor metingen van driefasen netwerken met 3 draden in ster met drie stroom-
sensoren:
Sluit het meetsnoer V1 aan op de geleider van de fase L1
Sluit het meetsnoer V2 aan op de geleider van de fase L2
Sluit het meetsnoer V3 aan op de geleider van de fase L3
Sluit de stroomsensor I1 aan op de geleider van de fase L1.
Sluit de stroomsensor I2 aan op de geleider van de fase L2.
Sluit de stroomsensor I3 aan op de geleider van de fase L3.
Controleer op de stroomsensoren of de stroompijl op de lading gericht is. U
verzekert zich er zo van dat de fasehoek correct is voor de vermogensmetingen
en de andere metingen die van de fase afhangen.
3.4.3.7. Driefasen met 3 draden
Voor driefasen metingen met 3 draden in driehoek in evenwicht met een
stroomsensor:
Sluit het meetsnoer V1 aan op de geleider van de fase L1
Sluit het meetsnoer V2 aan op de geleider van de fase L2
Sluit de stroomsensor I3 aan op de geleider van de fase L3.
Controleer op de stroomsensor of de stroompijl op de lading gericht is. U ver-
zekert zich er zo van dat de fasehoek correct is voor de vermogensmetingen
en de andere metingen die van de fase afhangen.
∆
in evenwicht (met 1 stroomsensor): 3P-3W
L2
V1
L2
V1
∆
B
L2
V1
19
L3
N
L1
V2
V3
N
I1
I2
I3
Figuur 17
L3
N
L1
V2
V3
N
I1
I2
I3
Figuur 18
L3
L1
V2
V3
N
I1
I2
I3
Figuur 19
L1
L2
L3
L1
L2
L3
L1
L2
L3