CA.2-Instelling van de spanningsversterking
Schakelaar op positie V
Gebruik de kalibrator om de volgende gelijkspanningswaarden te genereren:
9
Kalibrator op 9,00 Vdc
100
Kalibrator op 100,0 Vdc
500
Kalibrator op 500,0 Vdc
1000
Kalibrator op 1000,0 Vdc
De kalibrator ontkoppelen
CA.3-Instelling van de offset bij continuïteit en weerstand
Schakelaar op positie kΩ
Klemmen niet aangesloten
OHM1
OHM2
OHM3
OHM4
CA.4-Instelling van de bij continuïteit en weerstand gegenereerde stroom
Schakelaar op positie kΩ
Sluit de ampèremeter aan op de klemmen
Gebruik de toetsen
en
OHM1
ampèremeter op kaliber mA
OHM2
ampèremeter op kaliber mA
OHM3
ampèremeter op kaliber µA
OHM4
ampèremeter op kaliber µA
Koppel de ampèremeter los
CA.5-Instelling van de onderste weerstand bij continuïteit en weerstand
Schakelaar op positie kΩ
Sluit de klemmen kort
OHM1
OHM2
OHM3
OHM4
Koppel de klemmen los
CA.6-Instelling van de versterking bij meting van continuïteit en weerstand
Schakelaar op positie kΩ
Sluit de weerstandsdoos aan op de klemmen
OHM1
40Ω
OHM2
4kΩ
OHM3
40kΩ
OHM4
400kΩ
Koppel de klemmen los
CA.7-Instelling van de offset bij isolatiemeting
Schakelaar op positie MΩ-250V
A0
Klemmen niet aangesloten
A1
Klemmen niet aangesloten
A2
Klemmen niet aangesloten
A3
Klemmen niet aangesloten
A4
Klemmen niet aangesloten
A5
Sluit de weerstandsdoos aan op de klemmen, waarde 1GΩ
A6
Sluit de weerstandsdoos aan op de klemmen, waarde 3GΩ
om de stroom in te stellen op de op de ampèremeter aangegeven waarde.
30