3.4. CONTINUÏTEITSMETING
3.4.1. BESCHRIJVING VAN HET MEETPRINCIPE
Het apparaat genereert een gelijkstroom van 200mA, tussen de klemmen + en COM. Het meet vervolgens de spanning die tussen
deze twee klemmen aanwezig is en trekt hier de waarde van R=V/I vanaf.
3.4.2. HET UITVOEREN VAN EEN METING
Om aan de norm IEC 61557 te voldoen, moeten de continuïteitsmetingen uitgevoerd worden met een positieve stroomwaarde
en daarna een negatieve stroomwaarde. Vervolgens moet het gemiddelde van de 2 metingen worden berekend. Door de stroom
om te keren, kunnen eventuele resterende elektromotorische krachten gecompenseerd worden en kan men vooral nagaan of de
OFF
V
Ω
kΩ
R
Om er zeker van te zijn dat er geen spanning is, moet u vóór de continuïteitsmeting een spanningsmeting uitvoeren.
Noteer na de eerste meting de waarde en verwissel vervolgens de snoeren.
R
Noteer de tweede waarde en bereken het gemiddelde.
De meetresultaten kunnen vervormd worden door de impedanties van de toegevoegde parallel aangesloten circuits of
overgangsstromen.
250 V
continuïteit in beide richtingen werkt.
Zet de schakelaar op positie
500 V
1000 V
Verbind met behulp van de snoeren het voorwerp met de klemmen van het apparaat.
MΩ
Het te testen voorwerp mag niet onder spanning staan.
mA
Ω
Ω.
mA
Ω
15
mA
Ω
mA
Ω