3.1. VERIFICATIE VAN DE WERKING VAN HET APPARAAT
Verifieer, alvorens het apparaat te gebruiken, de goede werking hiervan.
Voer een spanningsmeting uit op een bekende spanning. Als de meting niet correct is, mag het apparaat niet gebruikt worden.
Sluit bij een continuïteitsmeting de snoeren kort. De meting moet rond de nul zijn. Zo niet, dan zijn de snoeren defect of moet
de zekering vervangen worden (zie §5.3)).
3.2. SPANNINGSMETING
3.2.1. HET UITVOEREN VAN EEN METING
Zet de schakelaar in positie V. Het apparaat voert ook
spanningsmetingen uit op de standen MΩ.
OFF
V
Ω
kΩ
Het apparaat geeft de spanning AC+DC weer. Als deze >30V is, wordt het symbool
schuwen dat de op de klemmen aanwezige spanning gevaarlijk is.
Om de waarde van de gelijkspanningscomponent te kennen, drukt u op de toets
3.2.2. AC+DC METING
Waarom is het belangrijk om de AC+DC te meten?
100 V
-100 V
Vdc = 0 V
Vac = 100 V
Vac+dc = 100 V
3. GEBRUIK
250 V
500 V
1000 V
MΩ
AC
V
+
DC
Als de spanning zuiver wisselspanning (AC) is, is de meting van de gelijkspanning
(DC) nul.
Verbind met behulp van de snoeren de te testen voorzie-
ning met de klemmen van het apparaat.
.
10
weergegeven om de gebruiker te waar-
V
DC
AC
V
+
DC