4.1. ALGEMENE REFERENTIEVOORWAARDEN
Invloedsgrootheid
Temperatuur
Relatieve vochtigheid
Voedingsspanning
Voorverwarmingstijd
Elektrisch veld
Magnetisch veld
De intrinsieke onzekerheid is de fout die in de referentievoorwaarden is gedefinieerd.
De werkingsonzekerheid omvat de intrinsieke onzekerheid plus de afwijking van de invloedsgrootheden (voedingsspanning,
temperatuur, parasieten, enz.) zoals gedefinieerd door de norm IEC 61557.
De onzekerheden worden uitgedrukt in % van het lezen (L) en in een aantal weergavepunten (pt):
±(a% L +bpt)
4.2. ELEKTRISCHE KENMERKEN
4.2.1. SPANNINGSMETINGEN
Bijzondere referentievoorwaarden:
Piekfactor=√2=1,414 in AC (sinusvormig signaal)
Component AC <0,1% bij DC meting
Component DC <0,1% bij AC meting
Spanningsmetingen
Gespecificeerd meetgebied
Resolutie
Intrinsieke onzekerheid
Ingangsimpedantie
4.2.2. CONTINUÏTEITSMETINGEN
Bijzondere referentievoorwaarden:
Weerstand van de snoeren: ≤0,01Ω (gecompenseerd).
Externe spanning in serie: geen.
Spanning gemeenschappelijke modus: geen.
Inductantie in serie met de weerstand: ≤1nH.
De compensatie van de snoeren gaat tot 5Ω.
De responsietijd voor de detectie van de drempelwaarde < 300ms.
Gespecificeerd meetgebied
Resolutie
Meetstroom
Intrinsieke onzekerheid
Nulspanning
Het apparaat wordt tussen de klemmen beschermd door een zekering.
4. TECHNISCHE KENMERKEN
Referentiewaarden
23 ±3°C
45 tot 75%RV
8 tot 9V
5 minuten
<0,1V/m
<40A/m
1-700 Vac+dc
1V
±(1,2% L +1pt)
0,02-2,00Ω
0,01Ω
≥ 200mA
1-700 Vdc
±(1% L +1pt)
25MΩ
2,01-39,99Ω
tussen 100 en 200mA
±(1,2% L +3pt)
6 Vdc <U <9 Vdc
23
1V
0,01Ω