Een opnamestand selecteren
U kunt de standknop draaien om de gewenste opnamestand uit te lijnen met de markering
op de camerabody.
Stand A (auto)
Selecteer deze om algemene opnamefuncties uit te voeren in een reeks van
verschillende opnameomstandigheden.
(Onderwerp) standen y, X, s en c
Selecteer een van de onderwerpstanden op basis van de opnameomstandigheden om
opnamen te kunnen maken met de juiste instellingen voor die omstandigheden.
- y: Druk op de d knop en selecteer een onderwerpstand. Als u Autom.
scènekeuzekn. gebruikt, herkent de camera automatisch de
opnameomstandigheden wanneer u een beeld kadreert, zodat u opnamen kunt
maken met behulp van instellingen die geschikt zijn voor de omstandigheden.
- X (nachtlandschap): Gebruik deze stand om nachtlandschappen te fotograferen.
- s (nachtportret): Gebruik deze stand om avond- en nachtportretfoto's met
achtergronden te maken.
- c (landschap): Gebruik deze stand om landschappen te fotograferen.
p (Creatieve) stand
Pas effecten toe op beelden tijdens de opname.
Standen j, k, l en m
Selecteer deze standen voor meer instelmogelijkheden voor sluitertijd en f-waarde.
Stand M (User settings)
De veelvuldig gebruikte instellingen in de standen j, k, l en m kunnen worden
opgeslagen. Als u wilt opslaan met de opgeslagen instellingen draait u de standknop
naar M.
Opnamefuncties
Een opnamestand selecteren
38