Ti9, Ti10, Ti25, TiRx, TiR and TiR1
Gebruiksaanwijzing
De batterij opladen
Laad de batterij ten minste twee uur op voordat u de imager voor het eerst
gebruikt. De status van de batterij van de imager wordt weergegeven in de
linkerbovenhoek van het display. Wanneer het laatste segment van het
batterijpictogram uitgaat, wordt de imager uitgeschakeld en moet deze worden
opgeladen voordat deze weer kan worden gebruikt. De batterij van de imager
opladen:
Als de auto gestart of via startkabels verbonden wordt,
moet de acculader verwijderd worden om schade aan de
imager te voorkomen.
Zorg dat de imager op kamertemperatuur is voordat deze wordt
aangesloten op de lader. Zie de temperatuurspecificatie voor het
opladen. Laad de imager niet op bij extreem hoge of lage
temperaturen. Opladen bij extreme temperaturen verkleint de
capaciteit van de batterij.
1. Steek de batterijlader in een wandcontactdoos.
2. Sluit de batterijlader aan op de adapteringang van de imager.
De optionele autolader kan ook worden gebruikt voor het opladen van de
batterij van de imager.
Terwijl de accu bezig is met opladen, wordt het accupictogram weergegeven
als A terwijl de imager in werking is. Als de imager uit staat, verschijnt b
in het display als deze is aangesloten op de acculader.
Laat de imager aangesloten op de lader tot het accupictogram aangeeft dat
deze vol is. Als de imager uit staat, bevat het accupictogram vier hele streepjes.
Als de imager aan staat, moet u deze uitzetten om te zien in hoeverre de accu is
opgeladen. Als de imager van de lader wordt verwijderd voordat de batterij
volledig is opgeladen, wordt deze niet volledig opgeladen en wordt de
werkingsduur verkort.
Nieuwe accu´s zijn nog niet volledig opgeladen. Het kan noodzakelijk
zijn de accu twee tot tien keer op te laden en te ontladen, voordat de
maximale capaciteit wordt bereikt.
Aan- en uitzetten van de imager
Druk twee seconden op de middelste softkey (a) om de imager aan of uit te
zetten.
4
W Let op
NB
NB