Bewaking
Advies voor de bewaking
De bewakingsperioden richten zich naar de gegevens
van de exploitant en de nationale voorschriften van het
land waar de ketel is geplaatst. Voor de bedieners wor-
den als minimumeisen de volgende bedienings-,
onderhouds- en controlewerkzaamheden voorgesteld,
zie 44.
Controle-intervallen
per ploeg/dag/week/maand
■
Verrichting door de bediener: De periode "dag" moet
bij installaties met een toezichtvrije werking van
meer dan 72 uur worden gezien als "om de drie
dagen".
Per 6 maanden/12 maanden
■
Deze controles indien mogelijk door de servicedienst
van een gespecialiseerde firma laten uitvoeren, bijv.
de Viessmann Industrieservice of de fabrikant van de
ketelinstallatie, van de verbranding of door de water-
behandelingsfirma.
Logboek
Het logboek moet bij iedere controle aan de bevoegde
bewakingsinstantie worden voorgelegd.
In het logboek moet het volgende worden genoteerd:
■
bevestigingsnotitie door de ketelwachter met handte-
kening voor de verrichte inspectiewerkzaamheden,
bevestigingsnotitie van een deskundig persoon over
■
de halfjaarlijkse inspectie- en onderhoudswerkzaam-
heden aan regel- en begrenzinginrichtingen,
Gedrag bij storingen
De bedieningshandleiding verstrekt informatie over het
gedrag bij bedrijfsstoringen. Hieronder wordt op enkele
aspecten gewezen, die uit algemene bedrijfservaring
naar voren kwamen.
Lekken op stoomleidingen, armaturen en overige
bedrijfsinrichtingen van de stoomketelinstallatie onmid-
dellijk verhelpen. Als dat niet mogelijk is, de lekken
beperken, aanduiden en bewaken.
Gevaarlijke zones pas na de instructies van daartoe
bevoegde personen betreden en nadat de gevaarlijke
zone voldoende is beveiligd.
Uitgeschakelde onderdelen van de installatie enkel op
bevel van de daartoe bevoegde persoon weer inscha-
kelen. Voordien de oorzaken voor de uitschakeling ver-
helpen en de onderdelen van de installatie ter plaatse
controleren.
De stoomketelinstallatie moet onmiddellijk buiten
bedrijf worden gesteld en de chef moet onmiddellijk
worden ingelicht, wanneer een vermoeden van een
gevaarlijke toestand van de stoomketel bestaat.
28
Alle testresultaten moeten aantoonbaar worden geno-
teerd.
resultaat van de regelmatig verrichte wateronderzoe-
■
ken,
■
alle storingssituaties en bijzondere vaststellingen
inzake de inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
aan de stoomketelinstallatie.
Gevaarlijke momenten zijn in het bijzonder bijv.
als een beginnend gloeien of vervormen van de ver-
■
hitte ketelwanden duidelijk wordt,
■
de veiligheidsklep niet wordt geactiveerd,
■
een correcte werking van de regelaar, begrenzer of
vlambewaker niet is gegarandeerd,
■
uitlopende brandstof zichtbaar is,
een explosie is opgetreden of onregelmatigheden in
■
de verbranding voorkomen,
■
er vrijkomend medium waarneembaar is aan het
keteldrukdeel.
Wanneer er voor ketels gevaarlijke toestanden
bestaan (zie pagina 3), moeten ze worden afgesloten
van parallel geplaatste ketels.
Wanneer om bedrijfsredenen een noodwerking nodig
is, moeten de vereiste maatregelen worden afgestemd
met de bevoegde bewakingsinstantie en de fabrikant.