◁
Een snelontluchtingsfunctie wordt geactiveerd als
de druk langer dan 15 seconden boven 0,05 MPa
(0,5 bar) ligt. De functie wordt voor een periode van
4 minuten in het kleine warmwatercircuit en aan-
sluitend gedurende 1 minuut in het CV-circuit ge-
activeerd. Deze functie kan niet handmatig worden
uitgeschakeld.
9.
Controleer, of de gewenste vuldruk is bereikt.
Resultaat:
Vuldruk van het CV-circuit is te laag
▶
Wanneer de gewenste vuldruk na afronden van het
testprogramma P.008 en de automatische ontluch-
ting niet is bereikt, start dan het testprogramma op-
nieuw.
10.
Sluit de vul-/aftapkraan en de CV-watervoorziening.
7.9
CV-installatie ontluchten
1.
Start het testprogramma P.000. (→ Pagina 14)
◁
Het product treedt niet in werking, de interne pomp
loopt intermitterend en ontlucht automatisch het
CV-circuit of het warmwatercircuit.
◁
Het display toont de vuldruk van de CV-installatie.
2.
Controleer of de vuldruk van de CV-installatie niet on-
der de min. vuldruk daalt.
–
≥ 0,08 MPa (≥ 0,80 bar)
3.
Controleer of de vuldruk van de CV-installatie min-
stens 0,02 MPa (0,2 bar) boven de tegendruk van het
membraanexpansievat (MAG) ligt (P
0,02 MPa (0,2 bar)).
Resultaat:
Vuldruk van de CV-installatie is te laag
▶
Vul de CV-installatie. (→ Pagina 16)
4.
Als er zich na het beëindigen van het testprogramma
P.000 nog te veel lucht in de CV-installatie bevindt,
start het testprogramma dan opnieuw.
7.10
Condenswatersifon vullen
4
1.
Los het onderste sifondeel (3) van het bovenste sifon-
deel (1).
2.
Verwijder de vlotter (2).
3.
Vul het onderste deel tot een vulhoogte van 10 mm
onder de condensafvoerleiding (4) met water.
4.
Plaats de vlotter opnieuw.
5.
Bevestig het onderste sifondeel aan het bovenste si-
fondeel.
0020286988_01 Installatie- en onderhoudshandleiding
7.11
7.11.1 Gasinstelling af fabriek controleren
▶
Controleer de gegevens over het gastype op het type-
plaatje en vergelijk deze met het aan de installatieplaats
beschikbare gastype.
Resultaat 1:
De uitvoering van het product komt overeen met de
plaatselijke gasgroep.
▶
▶
Resultaat 2:
De uitvoering van het product komt niet overeen met de
plaatselijke gasgroep.
▶
▶
7.11.2 Gasaansluitdruk/gasstroomdruk
1.
2.
≥ P
+
Installatie
MAG
1
2
3.
3
4.
5.
6.
7.
8.
Gasinstellingen controleren
Controleer de gasaansluitdruk/gasstroomdruk.
(→ Pagina 17)
Controleer het CO₂-gehalte. (→ Pagina 18)
Neem het product niet in gebruik.
Neem contact op met het serviceteam.
controleren
Stel het product tijdelijk buiten bedrijf. (→ Pagina 35)
Klap de schakelkast naar onderen.
2
1
2
1
Draai de controleschroef los (1).
–
Linkse omwentelingen: 2
Sluit een manometer op de meetnippel (2) aan.
–
Werkmateriaal: U-manometer
–
Werkmateriaal: Digitale manometer
Klap de schakelkast naar boven.
Open de gaskraan.
Neem het product in gebruik.
Meet de gasaansluitdruk/gasstroomdruk ten opzichte
van de atmosferische druk.
17